Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22332/GA, 26 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/22332/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de veelvuldig uitgevoerde celinspecties in een korte periode en meer specifiek tegen de celinspectie van 14 januari 2021.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 15 juli 2021 het beklag ongegrond verklaard (AR-2021-75). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A. Wijburg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De wijze van het doorzoeken van klagers cel en de schaal waarop dit gebeurt zijn disproportioneel. Klager treft na de doorzoekingen steeds een totale ravage aan en er wordt nimmer iets aangetroffen dat zou nopen tot een herhaalde doorzoeking. De noodzaak tot de doorzoekingen kan dan ook niet langer worden gezocht in de orde, rust en veiligheid en dus zijn de doorzoekingen in strijd met de wet. De doorzoekingen maken een ongerechtvaardigde inbreuk op klagers persoonlijke levenssfeer. Wanneer klager vraagt naar de reden van de doorzoekingen, krijgt hij te horen dat dit gebeurt bij “levenslangers”. Een dergelijk beleid kan niet bestaan. Bovendien zijn de doorzoekingen in strijd met het subsidiariteitsbeginsel, nu er ook minder ingrijpende wijzen van doorzoekingen bestaan en de noodzaak niet is gebleken. Klager persisteert voor het overige bij zijn standpunt zoals aangevoerd in de beklagprocedure.

Standpunt van de directeur
Het inrichtingspersoneel gaat tijdens een celinspectie zorgvuldig om met de spullen in de verblijfsruimte. Dat de spullen vervolgens op een andere plek liggen is te verwachten in verband met de inspectie.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet is de directeur bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken, indien dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de verblijfsruimten van gedetineerden of indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. In paragraaf 6.2 van de huisregels van de PI Alphen is bepaald dat dagelijks celinspecties plaatsvinden waarbij gelet wordt op de veiligheid, contrabande, hygiëne, de controleerbaarheid van de cel en de staat van de celinventaris. Uit de voorhanden stukken komt verder naar voren dat de PI Alphen drie vormen van celinspecties kent: de dagelijkse inspectie, de uitgebreide inspecties en de bijzondere inspecties. Ten aanzien van levenslang gestraften kent de directeur geen apart beleid met betrekking tot het uitvoeren van celinspecties.

Het beklag is gericht tegen de frequentie waarmee klager aan (onaangekondigde) celinspecties wordt onderworpen. Uit de stukken komt naar voren dat in ieder geval drie bijzondere celinspecties in drie weken tijd hebben plaatsgevonden, respectievelijk op 24 december 2020, 5 januari 2021 en 14 januari 2021. Klager stelt – onweersproken – dat er nimmer verboden voorwerpen zijn aangetroffen en dat bij medegedetineerden minder celinspecties plaatsvinden. De beroepscommissie stelt vast dat aan klager geen toezichtmaatregelen zijn opgelegd in het kader van een plaatsing op de lijst Gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico of anderszins. De directeur heeft – ondanks daartoe herhaaldelijk in de gelegenheid te zijn gesteld – geen blijk gegeven van redenen die aanleiding geven om de grondige celinspecties veelvuldig te doen plaatsvinden. Ook volgt uit de onderliggende stukken niet dat de frequentie waarmee klagers verblijfsruimte wordt onderzocht van tijdelijke duur is dan wel dat de dagelijkse controle van klagers cel (gedeeltelijk) achterwege wordt gelaten.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is bij een grondige celinspectie sprake van een inbreuk op klagers persoonlijke levenssfeer. In dit geval is niet gebleken dat de frequentie waarmee deze inbreuk plaatsvindt om enige reden noodzakelijk is. Daarom is deze inbreuk naar het oordeel van de beroepscommissie niet gerechtvaardigd. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal deze vaststellen op €15,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.


Deze uitspraak is op 26 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven