Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25296/GA, 29 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/25296/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    29 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager).

1. De procedure
Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen:
a.    het niet mogen invoeren van een tondeuse (SC 2021/318);
b.    de omstandigheid dat er op 10 november 2021 geen zaalsportmoment is geweest (SC 2021/319).

De beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen heeft op 9 december 2021 beklag b. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van het PPC Scheveningen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft op 10 mei 2022 bij de directeur nadere inlichtingen opgevraagd. De reactie van de directeur is op 19 mei 2022 bij het secretariaat van de RSJ binnengekomen. Klager is in de gelegenheid gesteld op de inlichtingen van de directeur te reageren. 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag a.
Klager vindt het smerig om een tondeuse te delen met anderen die hun hygiëne niet serieus nemen en maar eens per maand douchen. Daarnaast is corona een gevaar bij het delen van spullen die aan het gezicht komen, zoals een tondeuse. De directeur stelt dat de tondeuse altijd met alcohol wordt schoongemaakt, maar dit gebeurt in de realiteit zelden tot nooit. Ook op klagers verzoek gebeurt dit niet.

Beklag b.
Op 10 november 2021 viel de zaalsport uit (voor de tweede keer op rij). Dit is een rechtenactiviteit en moet gecompenseerd worden. Personele bezetting moet beter gepland worden. Twee dagen later zaten er drie sportinstructeurs op kantoor, dus er was voldoende personeel om het gemiste moment later in de week te compenseren.

Standpunt van de directeur
Beklag a.
De directeur verwijst naar het verweerschrift in beklag en de uitspraak van de beklagcommissie.


Beklag b.
In de betreffende week ging het zaalsportmoment van de afdeling B0 blauw, waar klager verbleef, op woensdag niet door. Op vrijdag was er fitness. Het zaalsportmoment moest worden geannuleerd vanwege onderbezetting door ziekte en quarantaine door corona. Dit was een overmachtssituatie en geen structureel probleem. Binnen het dagprogramma is het niet mogelijk om het sportmoment in te halen. Gedetineerden worden voor de duur van het sportmoment uitgesloten.

3. De beoordeling
Beklag a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.
In artikel 48, tweede lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) is bepaald dat een gedetineerde recht heeft op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende ten minste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet. Op grond van artikel 48, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat daarvoor in aanmerking komende functionarissen in de in het tweede lid bedoelde activiteiten kunnen voorzien. De directeur heeft een inspanningsverplichting om gedetineerden sportmomenten aan te bieden.

Uit de stukken blijkt dat klagers zaalsportmoment op 10 november 2021 niet doorging en dat hij daarom in die week niet twee keer heeft kunnen sporten. Ook blijkt dat hij hiervoor niet is gecompenseerd. De directeur voert aan dat het zaalsportmoment is uitgevallen vanwege onderbezetting bij het personeel, door ziekte en quarantaine door corona. Volgens de directeur is het binnen het dagprogramma niet mogelijk om het sportmoment in te halen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende gebleken dat de directeur op enig moment heeft getracht om klager te compenseren voor het uitgevallen sportmoment, of inspanningen heeft verricht om het sporten op een andere wijze te laten plaatsvinden. Dat het dagprogramma geen ruimte zou bieden om het sportmoment in te halen, kan niet inhouden dat klager niet op enige wijze kan worden gecompenseerd voor het gemiste sportmoment.

Nu aannemelijk is geworden dat de directeur bedoelde inspanning niet heeft verricht, zal het beroep in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag b. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. 
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.


Deze uitspraak is op 29 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven