Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0314/GB, 14 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/314/GB

Betreft: [klager] datum: 14 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.S. Kort, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 januari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet in aanmerking te laten komen voor (verdere) detentiefasering, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 13 november 2006 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Arnhem-Zuid. Van daaruit is hij, na enige tijd in de penitentiaire inrichting Utrecht te Nieuwegein te hebben verbleven, op 18 mei 2007 geplaatst in de gevangenis/ISD
Zutphen.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft aangegeven geen deel te willen nemen aan het project Terugdringen Recidive (TR) omdat hij bezwaar heeft tegen het daarvoor uit te voeren psychologisch onderzoek. Volgens klager kan dit geen contra-indicatie opleveren voor een verdere
detentiefasering. De wet legt geen verplichting op voor een dergelijke deelname. Er zou sprake moeten zijn van bijkomende bijzondere omstandigheden alvorens een gedetineerde die medewerking weigert aan het TR-programma niet voor verdere
detentiefasering
in aanmerking kan komen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden blijkt niet. De enkele omstandigheid dat klager in meerdere regio’s strafbare feiten zou hebben gepleegd, kan geen grond voor een weigering van detentiefasering opleveren. De aard van de
feiten waarvoor klager is veroordeeld, is niet van dien aard dat daaruit gevaar voor herhaling kan worden afgeleid. Klager zal geen contact zoeken met de slachtoffers van de strafbare feiten. Hij kan dat ook niet omdat hij die slachtoffers niet kent.
Klager is van mening dat hij in aanmerking dient te komen voor detentiefasering. Klager heeft zich tijdens zijn detentie steeds correct gedragen en meegedaan aan het aangeboden programma. Klager is van mening dat hij alsnog voor verdere
detentiefasering
in aanmerking dient te komen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om verdere detentiefasering is afgewezen in verband met zijn weigering om mee te werken aan het project TR. Door die weigering wordt de kans op recidive die duidelijk aanwezig is, niet verminderd. Klager is eerder meerdere malen ter
zake
van soortgelijke feiten als waarvoor hij nu gedetineerd is, veroordeeld. Uit klagers documentatie komt naar voren dat het geweldselement bij door klager gepleegde delicten aan het toenemen is. Klager heeft aangegeven dat hij met zijn levensstijl op de
koop toe moet nemen vaak met de politie in aanraking te zullen komen. Dit alles vergroot de recidivekans, waarbij niet uitgesloten is dat mensen het slachtoffer van zijn daden worden. Klager heeft geen oog voor hetgeen hij teweeg brengt en is volgens
de
opgemaakte rapportage niet van plan iets in zijn levensstijl te veranderen. De omstandigheid dat hij in de inrichting correct gedrag vertoont was voor de opstellers van het selectieadvies kennelijk onvoldoende reden om klager voor te stellen voor
detentiefasering. Klager stelt zijn slachtoffers niet te kennen. De mogelijkheid bestaat dat zijn slachtoffers hem, indien hem meer vrijheden worden verleend, tegenkomen en herkennen. Daardoor is het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie
aanwezig. Hoewel klager op zich, gelet op zijn strafrestant, in aanmerking kan komen voor detentiefasering, komt dit de selectiefunctionaris thans nog te vroeg voor.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis/ISD Zutphen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Artikel 2, eerste en derde lid van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (d.d. 15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI, hierna: de Regeling) luiden, voor zover hier van belang:
”-1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst:
a. die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen,
b. aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden opgelegd is,
c. die, ingeval de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, dan wel, ingeval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de
duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde vrijheidsstraf, (...)

-3. In afwijking van het eerste lid kunnen tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan
een penitentiair programma. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in een penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.”

4.4. Klager, aan wie een onherroepelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek is opgelegd, heeft inmiddels meer dan de helft daarvan ondergaan. Gelet daarop kan klager op zich in aanmerking komen voor plaatsing in een b.b.i. alsmede voor –
indien
er sprake zou zijn van een door de selectiefunctionaris geaccordeerd
voorstel – deelname aan een penitentiair programma. Formeel is er daarom geen beletsel om een aanvang te maken met klagers detentiefasering.

4.5. De selectiefunctionaris heeft het verzoek om detentiefasering afgewezen in verband met de weigering van klager om deel te nemen aan het project TR en omdat de politie negatief heeft geadviseerd over plaatsing in een inrichting met meer
(regimaire) vrijheden. In de beslissing op het bezwaarschrift heeft de selectiefunctionaris aangevoerd dat detentiefasering maatschappelijke onrust en ongewenste slachtofferconfrontatie teweeg zou kunnen brengen.

4.6. De enkele weigering om deel te nemen aan het niet in de wet verankerde project TR levert onvoldoende grond om een gedetineerde niet in aanmerking te laten komen voor detentiefasering. Daarnaast moet er bij een dergelijke beslissing sprake zijn
van andere feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot twijfel aan een goed verloop van de detentie in een inrichting met vergaande regimaire vrijheden. In klagers geval heeft de selectiefunctionaris kennelijk bedoeld dat hij een niet te
verwaarlozen maatschappelijk risico betekent. Dat heeft hij gegrond op het (negatieve) selectievoorstel, het negatieve advies van de politie en een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van klager. Naar het oordeel van de beroepscommissie
is dat door de selectiefunctionaris gestelde maatschappelijk risico bij plaatsing in een inrichting met meer regimaire vrijheden voldoende aannemelijk en voldoende onderbouwd.

4.7. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden niet onredelijk of onbillijk worden geacht.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 april 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven