Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23558/GV, 13 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/23558/GV 

Betreft [klaagster]

Datum 13 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) – en namens hem de selectiefunctionaris –  heeft op 30 september 2021 klaagsters verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klaagsters raadsvrouw, mr. L. Janse, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling

Klaagster is sinds 22 mei 2021 gedetineerd. Zij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van klaagsters detentie is momenteel bepaald op 19 november 2022.

De beroepscommissie merkt op dat zij het standpunt van verweerder, dat klaagster geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep nu aan haar reeds incidenteel verlof is verleend, niet kan volgen. Het kortdurend re-integratieverlof en het incidenteel verlof dienen beiden een ander doel. Het is niet uitgesloten dat klaagster voor het door haar opgegeven verlofdoel in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof. Daarnaast is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder een verzoek om verlof in beginsel dient te beoordelen op de manier zoals dat door de gedetineerde is geformuleerd.

Ondanks het voorgaande, komt de beroepscommissie om een andere reden niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Zij licht dit als volgt toe.

Sinds 1 juli 2021  luidt artikel 3 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), voor zover hier relevant, als volgt:

5.  De directeur vraagt de selectiefunctionaris om advies in geval hij bevoegd is namens de minister te beslissen op een verzoek van een gedetineerde om re-integratieverlof.

6.  Indien de selectiefunctionaris namens de minister bevoegd is de beslissing op het verzoek om verlof te nemen, stuurt de directeur het verzoek met zijn advies onverwijld naar de minister.

Artikel 18 van de Regeling luidt:

1.  Op een eerste verzoek van een gedetineerde om kortdurend of langdurend

re-integratieverlof beslist de selectiefunctionaris namens de minister indien het een gedetineerde betreft die, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf langer dan twee jaar tenzij de selectiefunctionaris wil afwijken van het advies van de directeur bedoeld in artikel 3, zesde lid. In dat geval beslissen de directeur van de divisie Individuele Zaken (DIZ) en de directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring (GW/VB) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid tezamen namens de minister.

2.  De directeur is bevoegd om te besluiten op verzoeken om kortdurend en langdurend re-integratieverlof van gedetineerden met:

a.  een gevangenisstraf tot maximaal twee jaar, en

b.  een gevangenisstraf langer dan twee jaar indien het eerst re-integratieverlof zonder incidenten is verlopen.

3.  Indien de directeur wil afwijken van het advies van de selectiefunctionaris bedoeld in artikel 3, vijfde lid, dan beslissen de directeur van de DIZ en de directeur van de divisie GW/VB van de DJI van het Ministerie van Justitie en Veiligheid tezamen namens de minister.

4.  Een volgend verzoek van een gedetineerde om kortdurend of langdurend re-integratieverlof wordt pas in behandeling genomen indien het vorige re-integratieverlof is geëvalueerd.

Naast de selectiefunctionaris en de inrichtingsdirecteur is derhalve thans aan de directeuren van de DIZ en de divisie GW/VB van de DJI de gezamenlijke bevoegdheid toegekend om namens de minister te beslissen op verzoeken om kortdurend en langdurend re-integratieverlof. Dat is, kort gezegd, in de gevallen waarin het advies en de voorgenomen beslissing over verlofverlening aan de betreffende gedetineerde van elkaar verschillen.

In het onderhavige geval heeft de directeur van de locatie Nieuwersluis positief geadviseerd ten aanzien van klaagsters verzoek om kortdurend re-integratieverlof, terwijl de selectiefunctionaris het verzoek heeft afgewezen. Gelet op artikel 18, eerste lid, van de Regeling is de bestreden beslissing dan ook onbevoegd genomen. De beroepscommissie komt daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Zij zal het beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en verweerder – en namens hem de directeuren van de DIZ en de divisie GW/VB – opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Deze uitspraak is op 13 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven