Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8463/GA, 22 augustus 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    R-20/8463/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een visitatie door een vrouwelijk personeelslid.

De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 30 oktober 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €15,- (VU-2020-774). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Op 17 april 2020 heeft er vanwege de vondst van een groot geprepareerd steekwapen een spitactie met inzet van het Interne Bijstandsteam (hierna: IBT) plaatsgevonden op de afdeling waar klager zich bevond. Bij de afzondering en visitatie van klager was een vrouwelijk IBT-lid aanwezig. Zij heeft klager aangeraakt noch de commando’s gegeven tijdens de visitatie. De vrouw was uit functioneel oogpunt aanwezig. Er vonden op dat moment bij meerdere gedetineerden onderzoeken plaats aan lichaam en kleding door leden van het IBT. Nu het vrouwelijke IBT-lid niet feitelijk heeft deelgenomen aan de visitatie is er niet gehandeld in strijd met de wet. Er was bovendien sprake van een situatie waarin acuut ingrijpen door het IBT noodzakelijk was, waarbij de directeur gebruik moet kunnen maken van de IBT-leden die op dat moment aanwezig zijn.

Standpunt van klager
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn standpunt in beroep kenbaar te maken.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is de directeur bevoegd een gedetineerde aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde op een besloten plaats en, voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de gedetineerde verricht. 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat bij klagers visitatie een vrouwelijk IBT-lid aanwezig is geweest, omdat sprake was van een situatie waarin acuut ingrijpen van het IBT noodzakelijk was en de directeur hierdoor genoodzaakt was die leden van het IBT in te zetten die op dat moment aanwezig waren. Uit de voorhanden zijnde informatie volgt ook dat het vrouwelijke IBT-lid niet feitelijk heeft deelgenomen aan het onderzoek aan klagers lichaam, maar enkel vanuit een functioneel oogpunt aanwezig was. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur – gelet op het voorgaande – niet gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 29, vierde lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal daarom het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 22 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven