Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8306/GA, 22 augustus, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    R-20/8306/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 augustus 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het bezoekbeleid met betrekking tot bezoek zonder toezicht (BZT), de familiekamer en de aanwezigheid van plexiglas.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 5 oktober 2020 het beklag ongegrond verklaard (G-2020-633). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. K. Elema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Namens de beroepscommissie zijn op 10 mei 2022 bij de directeur schriftelijk nadere inlichtingen opgevraagd. Op 11 mei 2022 is de reactie van de directeur bij het secretariaat van de RSJ binnengekomen en aan klagers raadsvrouw toegezonden. 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het bezoekbeleid vormt een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Bovendien zijn de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) per 1 juli 2020 verruimd, hetgeen ruimte biedt om fysiek contact tussen kinderen en ouders weer op te starten en waarbij kinderen tot twaalf jaar geen anderhalve meter afstand meer hoeven te houden. Binnen de PI is besloten dat enkel gedetineerden die voor de pandemie hiervoor al in aanmerking kwamen, ouder-kindbezoek mogen ontvangen. Aan klager wordt het ouder-kindbezoek nog steeds ontzegd, terwijl hij hiervoor omstreeks mei of juni goedkeuring heeft gekregen. Door het bezoek enkel toe te laten met plexiglas ertussen, ondervinden kinderen van wie de ouders zich in detentie bevinden extra schade. Zij zien hun ouder wel, maar moeten op onbegrijpelijke afstand achter een scherm blijven zitten. Klagers dochter van twee jaar oud heeft haar vader inmiddels al ruim acht maanden niet gezien.

Standpunt van de directeur
Het ontvangen van bezoek in de familiekamer heeft tot 17 maart 2022 niet plaatsgevonden. Uitzonderingen hierop zijn de directeur niet bekend. De schermen uit de bezoekzaal zijn eveneens in maart 2022 verwijderd. 

3. De beoordeling
Ten tijde van het klaagschrift – gedateerd op 17 september 2020 – waren de maatregelen van kracht die door de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) op 13 maart 2020 waren genomen ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus. De maatregelen golden als landelijk beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen ten aanzien van alle justitiële inrichtingen. Uit voornoemde maatregelen volgde dat al het bezoek in justitiële inrichtingen vanaf 14 maart 2020 werd opgeschort. In de brief van de Minister van 29 mei 2020 werd aangekondigd dat de mogelijkheden omtrent het ontvangen van bezoek stapsgewijs zouden worden verruimd. Vanaf 16 juni 2020 werd het bezoek aan gedetineerden weer toegestaan, waarbij de nodige voorzorgsmaatregelen werden getroffen om bezoek conform de richtlijnen van het RIVM mogelijk te maken. Gedetineerden mochten maximaal een uur per week een bezoeker ontvangen, waarbij fysiek contact werd vermeden. Gedetineerden en bezoekers werden gescheiden door plexiglas. Vanaf 16 juni 2020 werd het tevens toegestaan om een kind in de leeftijd tot en met vier jaar mee te nemen naar het bezoek. 

De beroepscommissie stelt vast dat het toen geldende bezoekbeleid – waartegen de klacht zich richt – is gebaseerd op maatregelen die door de Minister zijn getroffen. Zoals uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur naar voren komt, was het voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden niet mogelijk om BZT te ontvangen, om gebruik te maken van de familiekamer of om bezoek te ontvangen zonder aanwezigheid van plexiglas. De beroepscommissie heeft geen reden om daaraan te twijfelen en is daarom van oordeel dat niet gesproken kan worden van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, maar van algemene maatregelen. Tegen dergelijke algemene maatregelen staat in beginsel geen beklag open, tenzij deze in strijd zijn met hogere wet- of regelgeving. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval niet gebleken (vergelijk RSJ 27 oktober 2021, R-20/7769/GA, en RSJ 22 juli 2022, 21/19943/GA). Van een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 van het EVRM is evenmin sprake. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.


Deze uitspraak is op 22 augustus 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven