Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27512/SGA, 25 mei 2022, schorsing
Uitspraakdatum:25-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/27512/SGA     

Betreft [verzoeker]

Datum 25 mei 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen afzondering (de voorzitter begrijpt: opsluiting) in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het zonder toestemming verlaten van de werkzaal en het uitschelden van het personeel, ingaande op      21 mei 2022 om 9:45 uur en eindigend op 26 mei 2022 om 9:45 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (beklagkenmerk NM2022-460) en van de nadere reactie van 23 mei 2022 van verzoekers raadsman, mr. W.B.O. van Soest.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Door en namens verzoeker wordt betwist dat verzoeker het personeelslid heeft uitgescholden. Verder wordt namens verzoeker aangevoerd dat de werkmeester plotseling heeft besloten dat verzoeker niet eerder mocht stoppen met de arbeid, terwijl met de PI de afspraak is gemaakt dat verzoeker vanwege zijn lichamelijke beperking niet de volledige arbeidsuren hoeft te verrichten. Uiteindelijk heeft de werkmeester bepaald dat verzoeker de werkzaal mag verlaten. Verzoeker heeft geen sanctiewaardig gedrag vertoond. Daarnaast is de bestreden beslissing tot stand gekomen zonder de formele procedure aan te houden, nu verzoeker geen rapport aangezegd heeft gekregen.

Uit de inlichtingen van de directeur en het bijgevoegde schriftelijk verslag komt naar voren dat verzoeker op 20 mei 2022 omstreeks 16:05 uur aan de arbeidsmedewerker heeft gevraagd of hij mocht terugkeren naar de afdeling vanwege klachten aan zijn voet. De arbeidsmedewerker heeft verzoekers detentie- en re-integratieplan geraadpleegd en aan de hand daarvan aan hem medegedeeld dat er geen aangepaste afspraken meer bestaan. Verzoeker is de gang in gelopen en heeft de arbeidsmedewerker uitgescholden met de woorden: “Je bent een kankerlijer en een kankerhond”. Een andere medewerker heeft deze bevindingen bevestigd.

De voorzitter stelt vast dat de aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf is gebaseerd op de feiten en omstandigheden zoals deze naar voren komen uit het ter zake opgemaakte schriftelijk verslag. In dat verslag staat uitdrukkelijk vermeld dat de verslaglegging niet aan verzoeker is medegedeeld. Op grond van het bepaalde in de artikelen 50 en 51 van de Penitentiaire beginselenwet kan geen disciplinaire straf worden opgelegd indien het daaraan ten grondslag liggende verslag niet is aangezegd. De aanzegging dient er onder meer toe de gedetineerde op de hoogte te stellen van het feit dat jegens hem verslag wordt gedaan aan de directeur, zodat hij zich kan voorbereiden op het gesprek met de directeur en op een eventuele beslissing tot strafoplegging. Nu het verslag – zo volgt uit de stukken en is door de directeur niet weersproken – niet is aangezegd, heeft verzoeker zich niet adequaat kunnen voorbereiden op het hoorgesprek met de directeur. Nu de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift, zal het verzoek worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 25 mei 2022 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven