Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0617/GV, 8 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/617/GV

betreft: [klager] datum: 8 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.M. van Wersch, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 maart 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verblijft op dit moment legaal in Nederland. De mededeling van de vreemdelingenpolitie Utrecht dat klager niet rechtmatig in Nederland zou verblijven is feitelijk onjuist. Klager is in het bezit
van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Weliswaar vindt momenteel onderzoek plaats naar de mogelijkheden om klager tot ongewenst vreemdeling te verklaren, maar dit voornemen heeft vooralsnog niet geleid dat een beslissing ongewenstverklaring
of intrekking van de verblijfsvergunning.
Klager heeft zich tijdelijk aan zijn detentie onttrokken. Hij heeft echter niet getracht zich verborgen te houden. Klager verbleef op het bij de politie bekende adres en had zodoende op ieder moment aangehouden kunnen worden. De redenen voor de
gestelde
ontvluchting waren gelegen in bijzonder moeizame en treurige gezondheids- en familieomstandigheden, waaronder het overlijden van klagers kleinzoon in mei 2006. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat hij geen enkele poging heeft gedaan zich
aan het zicht van politie of justitie te onttrekken en dat hij duidelijk aanwijsbare redenen had om na zijn strafonderbreking niet terug te keren naar de inrichting.
Klager gedraagt zich doorgaans goed in de inrichting en houdt zich keurig aan de regels. Behoudens een positieve urinecontrole is gedragsmatig geen contra-indicatie aangetroffen voor plaatsing van klager in een beperkt beveiligde inrichting.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om verlof is afgewezen op grond van het negatieve advies van de politie te Utrecht. Aan klager zijn tweemaal vrijheden toegekend waarvan hij niet in de inrichting
terugkeerde. De vreemdelingenpolitie heeft medegedeeld dat klager niet in Nederland mocht verblijven. Deze laatste informatie blijkt achteraf niet juist. De vreemdelingenpolitie heeft de onjuistheid van hun bericht schriftelijk bevestigd. De inrichting
verwijst naar de positieve score op 12 februari 2008 van klager op het gebruik van drugs.
Het niet terugkeren naar de inrichting na een strafonderbreking kan al genoeg reden zijn geen verlof toe te kennen. Aan klager is tweemaal het vertrouwen gegeven om de inrichting te verlaten. Dit vertrouwen heeft hij beschaamd door zich niet te houden
aan de gemaakte afspraken. Klager geeft weliswaar aan dat hij zich niet bewust heeft onttrokken aan het zicht van de politie, klager heeft geen enkele actie ondernomen om op welk moment dan ook terug te keren naar de inrichting. Een arrestatie bleek in
ieder geval noodzakelijk.
Klager heeft recentelijk behoorlijk gescoord op druggebruik. Een THC-score van 214 betekent volgens de regelgeving dat het toekennen van vrijheden voor de duur van drie maanden onmogelijk is. Dit laatste zou al voldoende zijn voor een afwijzing van de
verlofaanvraag. Ook de inrichting had de aanvraag kunnen afwijzen, maar heeft toch gemeend, op aandringen van klager, een verlofaanvraag in te dienen. Klager komt gelet op het vorenstaande voor een periode van drie maanden niet in aanmerking voor
verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Utrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie te Renswoude heeft eveneens negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens overtreding van de Wet wapens en munitie. Aansluitend dient hij een principale hechtenis van 21 dagen en een tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen te
ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 januari 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken komt naar voren dat klager tweemaal niet is teruggekeerd van verlof, laatstelijk voor een periode vanaf 15 januari 2004 tot 19 december 2007. Verder is gebleken dat klager recentelijk positief heeft gescoord op het gebruik van drugs. De
beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 8 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven