Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/25018/TB, 24 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/25018/TB    

Betreft [klager]

Datum 24 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 28 december 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en mr. M. Beekes, landsadvocaat, namens verweerder, gehoord op de zitting van 20 april 2022 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is van mening dat geen rekening is gehouden met de achterliggende redenen van zijn verzoek c.q. met zijn persoonlijke belangen. Zijn persoonlijke belangen zijn op geen enkele wijze naar voren komen in de bestreden beslissing dan wel meegewogen in de belangenafweging. Deze persoonlijke belangen zouden zwaarder moeten wegen dan de door verweerder aangehaalde motivering. Dit te meer nu de instelling onderschrijft dat de partner van klager woonachtig is in de regio Rotterdam en dat zij al enige tijd niet meer op bezoek is geweest vanwege verscheidene redenen (geen vervoer, niet met OV willen, geldgebrek en Coronamaatregelen). Dit zijn volgens klager redenen waarom hij juist dichterbij zijn partner c.q. netwerk geplaatst wenst te worden. Door klager dichterbij zijn partner te plaatsen zal klager meer bezoek van haar kunnen ontvangen hetgeen klager positief zou stimuleren en hem goed zal doen. Al met al is klager dan ook van mening dat de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd is, onjuist en onzorgvuldig is.

Klager meent dat hij wordt gediscrimineerd doordat een blanke verpleegde die ook bijna nooit bezoek ontvangt, wel wordt overgeplaatst. Klager kan niet doorgaan met de stress doordat hij zijn familie niet ziet. De instelling is fout bezig, klager kan niet resocialiseren in Limburg, zijn familie woont in Rotterdam. Klager voelt zich niet prettig in de Rooyse Wissel. Hij wil worden overgeplaatst naar een instelling in de buurt van zijn netwerk. Voor klager is zijn netwerk belangrijk.

Klager heeft al twee jaar geen bezoek ontvangen. Klagers netwerk maakt onderdeel uit van zijn behandeling. Klager zit momenteel in stap 5 van zijn verlofplan, maar het verloopt traag. Klager heeft nog steeds geen netwerkverlof genoten. Het contact met de partner blijft steken. De ervaring leert dat onbegeleide verloven met vallen en opstaan verlopen. Er zit nog veel ruimte om een overstap te maken naar een andere instelling. Klager wil resocialiseren in Rotterdam.

Standpunt van verweerder

FPC De Rooyse Wissel ondersteunt het overplaatsingsverzoek niet. Klager heeft sinds zijn opname in de instelling in januari 2019 vooruitgang geboekt in zijn behandeling. Na een interne overplaatsing in december 2019 naar een andere klinische behandelafdeling voor patiënten met primair een verstandelijke beperking (Siwa 2) is zijn functioneren langzamerhand verbeterd. Hij heeft meer rust en duidelijkheid op deze afdeling, waardoor hij minder snel overprikkeld raakt. Er bestaat voldoende ruimte voor het bewerken van de risicofactoren en niet enkel meer voor het ventileren van spanningen en frustraties. Verder praktiseert klager verlof, hetgeen een teken is dat hij goed in zijn behandeling zit. Uit de reactie van de instelling volgt dat klager zich prettiger voelt op de huidige afdeling. De verwachting is dat overplaatsing deze positieve ontwikkeling zal doorkruisen en dat hiermee – nog afgezien van de geldende wachtlijsten – zijn behandeltraject zal vertragen.

Klager heeft vanaf 5 augustus 2021 een machtiging begeleid verlof en sindsdien is hij tien keer op verlof geweest. Gelet op de landelijke maatregelen rondom COVID-19 en een enkele keer wegens bezettingsproblemen, is een aantal geplande verloven niet doorgegaan. Het is voor klager vervelend dat een gepland verlof buiten zijn schuld om niet altijd door kon gaan, maar dat betekent niet dat zijn verlof dan ook kan worden afgevinkt. Ook heeft klager geen wettelijk recht op (wekelijks) verlof.

Klager bevond zich ten tijde van het nemen van de beslissing in stap drie van zijn verlofplan. Bij stap vijf van het verlofplan kan hij op verlof naar zijn netwerk. Hiervoor moet klager alle verlofstappen daadwerkelijk doorlopen. In dat kader was het voor klager nog niet mogelijk om op 8 december 2021 op netwerkverlof naar zijn partner te gaan. Hoewel begrijpelijk is dat klager dichter bij zijn netwerk wil verblijven, is dat vanuit behandelinhoudelijk oogpunt op dit moment niet geïndiceerd en weegt voortzetting van zijn behandeling in FPC De Rooyse Wissel zwaarder.

Uit navraag bij de instelling blijkt dat het netwerk van klager op dit moment alleen uit zijn partner (woonachtig in de regio Rotterdam) bestaat. Zijn partner is voor de invoering van de landelijke COVID-19 maatregelen een aantal keren bij hem op bezoek geweest. Inmiddels heeft zijn partner hem al enige tijd niet meer bezocht, omdat zij geen eigen vervoer zou hebben en niet met het openbaar vervoer zou willen reizen in verband met beperkte financiële middelen. Ook wenste klager zijn partner niet in de vergaderruimte - als gevolg van de COVID-19 maatregelen voor een beperkte tijd - met een scherm ertussen te ontvangen.

Klager heeft nog wel andere mogelijkheden om contact met zijn partner te onderhouden. Zo kan hij telefonisch contact met haar opnemen, waarvan hij in de praktijk dagelijks gebruik maakt. Ook heeft hij de mogelijkheid om te beeldbellen, waarvan hij een keer per twee weken gebruik maakt. Om bezoek mogelijk te maken, heeft de instelling verschillende opties aangeboden aan de partner van klager, waaronder het gedeeltelijk vergoeden van reiskosten of het gebruik van de logeerunit. Dat heeft echter tot op heden nog niet tot een bezoek geleid. 

Anders dan klager stelt, is van discriminatie geen sprake. Net als ieder verzoek tot overplaatsing, is ook het overplaatsingsverzoek van klager zorgvuldig bekeken en beoordeeld, waarbij de beschikbare informatie en alle relevante belangen zijn meegewogen. Klager is erg gevoelig is voor (on)gelijke behandeling. Als zaken in zijn beleving afwijken (in zijn nadeel), ervaart hij dat als krenking en een racistisch motief van de ander. De instelling verwacht niet dat een eventuele overplaatsing daar verandering in zal brengen, omdat dit gedrag inherent is aan zijn problematiek. Verweerder meent gerechtvaardigd te hebben kunnen beslissen het overplaatsingsverzoek van klager af te wijzen. Overplaatsing is vanuit behandelinhoudelijk oogpunt op dit moment niet aangewezen.

Het klopt dat het netwerkverlof nog niet heeft plaatsgevonden. Op 12 mei 2022 vindt er overleg plaats over de afspraken die nodig zijn om goede invulling te geven aan het netwerkverlof. Verweerder vreest dat een overplaatsing leidt tot achteruitgang.

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Klager verblijft op dit moment in FPC De Rooyse Wissel te Venray. Hij wil graag worden overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden, zodat zijn netwerk en partner hem kunnen bezoeken.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling. Verweerder heeft inlichtingen ingewonnen bij de instelling. Uit die inlichtingen komt naar voren dat klager vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling. Er is volgens de instelling sprake van vertrouwde therapeutische relaties en een voortvarend resocialisatietraject. De instelling verwacht dat het traject bij een overplaatsing forse vertraging zal oplopen.

De beroepscommissie vindt de wens van klager om in de buurt van zijn partner en netwerk geplaatst te worden weliswaar invoelbaar, maar zij is van oordeel dat het belang van voortzetting van klagers behandeling in FPC De Rooyse Wissel in dit geval dient te prevaleren boven klagers voorkeur om te worden overgeplaatst naar een instelling in de buurt van zijn partner en netwerk.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen. Klagers stelling dat hij wordt gediscrimineerd, is niet aannemelijk geworden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 24 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven