Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21856/GA (hersteluitspraak), 22 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Corona  v

Nummer 21/21856/GA (hersteluitspraak)          

Betreft [Klager]

Datum 22 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat de directeur zijn zorgplicht jegens hem heeft geschonden door hem onvoldoende tegen het coronavirus te beschermen door de RIVM-regels niet goed na te leven.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard heeft op 4 juni 2021 het beklag ongegrond verklaard (ZB-2020-547). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepsrechter deed op 24 september 2021 uitspraak inzake de beroepszaak 21/21856/GA. In die uitspraak is klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, vanwege het ontbreken van gronden. Gebleken is dat het e-mailbericht, waarin de gelegenheid is geboden om het beroepschrift van nadere gronden te voorzien, klagers raadsman, mr. B.J. de Pree, niet heeft bereikt. De beroepscommissie zal daarom haar uitspraak van 24 september 2021 intrekken en deze hersteluitspraak daarvoor in de plaats stellen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Heerhugowaard en […], juridisch medewerker bij de PI Heerhugowaard, gehoord op de digitale zitting van 17 maart 2022. Voorts waren aan de kant van de PI Heerhugowaard […] en […] als toehoorders aanwezig.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagrechter is van oordeel dat het enkele feit dat klager en meerdere anderen uiteindelijk besmet zijn geraakt met het coronavirus, geen grond vormt om in het onderhavige geval een schending van de zorgplicht aan te nemen, al is het maar omdat een causaal verband in een kwestie als de onderhavige niet is vast te stellen. De beklagrechter heeft het beklag reeds om die reden ongegrond verklaard. Dit is geen juiste grond voor het ongegrond verklaren, aangezien de klacht ziet op een schending van de zorgplicht op basis van de wijze van handelen en niet op basis van het feit dat er daadwerkelijk zoveel mensen besmet zijn geraakt. Het causale verband is overigens wel vast te stellen. Klagers afdeling zat in lockdown, er was geen bezoek mogelijk, het kan dan ook niet anders dan dat de gedetineerden besmet zijn geraakt door het personeel. Het gaat erom hoe de directeur gehandeld heeft. Klager is besmet geraakt omdat er te traag is gehandeld en derhalve heeft de directeur haar zorgplicht onvoldoende gewaarborgd.

Standpunt van de directeur

De sporthulpen zijn gedetineerden. Zij ondersteunen de sportinstructeur en maken schoon. Zij zijn dus in de ruimte aanwezig maar zij geven geen les. Het klopt dan ook niet dat er op woensdagochtend sportles zou zijn gegeven door de sporthulpen en dat zij diezelfde middag naar huis zijn gestuurd. Dit heeft de beklagrechter niet juist vastgesteld.

3. De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat op maandag 7 december 2020 een personeelslid thuis is gebleven omdat hij corona gerelateerde klachten had. Op dinsdag 8 december 2020 kwam de testuitslag van het personeelslid in de middag binnen en hij bleek besmet te zijn met het coronavirus. De directeur heeft toen meteen een bron- en contactonderzoek opgestart. Het personeelslid was in nauw contact geweest met twee sporthulpen. Deze twee sporthulpen zijn woensdagochtend 9 december 2020 nog aanwezig geweest bij de sportles en zijn diezelfde middag meteen in quarantaine geplaatst. Op donderdag 10  december 2020 is ook een van de twee sporthulpen positief getest waarop de afdeling in quarantaine is geplaatst en de maatregelen zijn opgeschaald. De personeelsleden van klagers afdeling zijn toen per direct mondkapjes gaan dragen om zo de kans op verspreiding zo veel mogelijk tegen te gaan. Op 12 december 2020 bleken nog zes gedetineerden besmet te zijn geraakt met het coronavirus.

Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat niet duidelijk is geworden waarom het opstarten en afronden van het bron- en contactonderzoek, dat plaats heeft gevonden in een relatief kleine setting, een dag heeft moeten duren. Wat de reden hiervan ook is, de beroepscommissie acht een dag voor het opstarten en afronden van een bron- en contactonderzoek niet zodanig lang dat gesproken kan worden van onvoldoende voortvarend handelen. Verder heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de directeur na het bekend worden van de uitkomst van het bron- en contactonderzoek, direct heeft gehandeld door de twee sporthulpen in quarantaine te plaatsen. Daarna heeft de directeur vrijwel direct klagers afdeling in quarantaine geplaatst en daarbij heeft zij de maatregelen, om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen, verder opgeschaald. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur voldoende maatregelen heeft getroffen, en deze maatregelen ook met voldoende voortvarendheid heeft getroffen, om de gezondheidsrisico’s voor klager zoveel mogelijk te beperken. De directeur heeft met de door haar getroffen maatregelen ook de RIVM-regels voldoende nageleefd. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook geen sprake van schending van de zorgplicht jegens klager. Het beroep van klager zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 22 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven