Nummer 22/27094/GB
Betreft [klager]
Datum 17 mei 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 8 april 2022 klager opgeroepen om zich op 19 mei 2022 te melden in de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn, voor het ondergaan van één dag gevangenisstraf.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 22 april 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsman, mr. D. Duivelshoff, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reacties van klagers raadsman en verweerder, en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het is onredelijk dat klager één dag in detentie moet verblijven, aangezien hij al op 8 december 2020 van zijn vrijheid is beroofd. Hij heeft die dag voor verhoor doorgebracht op het politiebureau van 7:50 uur tot 16:40 uur. Klager is zodoende feitelijk twee dagen gevangenisstraf opgelegd, terwijl de rechter heeft beoogd hem één dag gevangenisstraf op te leggen. Klager vraagt de beroepscommissie de bestreden beslissing te vernietigen.
Standpunt van verweerder
Verweerder is niet inhoudelijk op de hoogte van de gang van zaken in klagers strafzaak. De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft slechts de opdracht gekregen om de straf ten uitvoer te leggen. Bij navraag heeft het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) laten weten dat de aan klager opgelegde gevangenisstraf van één dag ten uitvoer gelegd dient te worden en dat aftrekbaar voorarrest vanaf de inverzekeringstelling loopt. De rechter heeft een vrijheidsstraf bevolen en verweerder heeft de opdracht gekregen deze straf ten uitvoer te leggen.
3. De beoordeling
De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.
Klager heeft bezwaar gemaakt tegen zijn meldoproep, omdat volgens klager de straf van één dag feitelijk al ten uitvoer is gelegd. Klager is gedurende één dag voor verhoor op het politiebureau opgehouden en vervolgens, zonder in verzekering te zijn gesteld, heengezonden. Evenwel is eerst vanaf het moment van inverzekeringstelling sprake van voor aftrek vatbare voorlopige hechtenis, zoals het CJIB ook aan verweerder heeft laten weten. Klager is onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van één dag. Verweerder heeft hem dus in redelijkheid kunnen oproepen om deze straf te ondergaan.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.
secretaris voorzitter