Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/25081/GM, 16 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/25081/GM  

Betreft [Klager]

Datum 16 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet voldoende is geholpen aan de klachten aan zijn voeten.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn gemachtigde, […], gehoord op de digitale zitting van 25 maart 2022. De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is in januari 2021 zes keer bij de medische dienst geweest. In die maand zijn de pijnklachten aan zijn voet begonnen. Vóór deze periode had klager geen klachten aan zijn voeten. Hij heeft ook nooit eerder steunzooltjes gehad in zijn schoenen. Het is klager evenwel niet gelukt om een afspraak te maken met de inrichtingsarts. Op 19 maart 2021 is hij weer naar de inrichtingsarts gegaan. Toen is tegen hem gezegd dat hij binnenkort gaat beginnen met faseren en dat het voor hem beter is om buiten de inrichting te worden geholpen aan de klachten aan zijn voeten. Klager heeft daarop gezegd dat het nog wel enige tijd kan duren voordat hij kan faseren. Op 4 juli 2021 is aan klager medegedeeld dat het faseren niet kan starten. Na deze mededeling, is hij pas geholpen aan zijn pijnklachten. Dat had echter eerder gemoeten en had niet mogen afhangen van het moment dat hij eventueel zou faseren. Doordat hij te lang met zijn klachten is doorgelopen heeft hij flinke pijnen gehad.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts is het eens met wat de medisch adviseur in het bemiddelingsverslag heeft opgenomen.

3. De beoordeling

Uit het dossier volgt dat de inrichtingsarts klager heeft onderzocht. Deze heeft geoordeeld dat klager doorverwezen dient te worden naar een podoloog. Klager diende dit zelf te regelen tijdens zijn fasering. Op 4 juni 2021 is kenbaar gemaakt dat de fasering niet kon starten. Naar aanleiding hiervan is er direct actie ondernomen en is klager vervolgens adequaat geholpen aan zijn voetproblemen.

Hoewel de beroepscommissie van oordeel is dat klager mogelijk sneller aan zijn pijnklachten geholpen had kunnen worden, maakt dat in dit geval niet dat het handelen van de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. Daarbij slaat de beroepscommissie acht op het gegeven dat de klachten van klager, medisch gezien, niet dusdanig ernstig waren dat klager daar direct aan geholpen moest worden. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager in de tussentijd – dus sinds het begin van zijn klachten tot en met het moment dat hij daadwerkelijk is geholpen aan zijn klachten – diverse keren is gezien door de verpleegkundige en inrichtingsarts, maar tijdens deze afspraken geen (nieuwe) melding(en) heeft gemaakt dat hij (veel) last heeft van zijn voeten. Gelet op het voorgaande en alles in onderling verband en samenhang bezien, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 16 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. B.A. Geurts, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven