Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0434/GV, 8 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/434/GV

betreft: [klager] datum: 8 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 februari 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat hij wordt zwartgemaakt. Klager genoot in de periode van maart tot september 2007 regimair verlof. Hij is nimmer weggebleven of te laat in de inrichting teruggekeerd. Op 14 september 2007 is
klager teruggeplaatst naar een gesloten inrichting vanwege een ruzie op zijn werk. Klager wil zijn terugkeer in de maatschappij kunnen voorbereiden. In november 2007 had klager al in aanmerking moeten komen voor electronisch toezicht. Een eerste
aanvraag voor verlof is na een toekenning, alsnog geweigerd omdat klager niet terug zou keren naar de inrichting. Klager zou gaan trouwen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat een aanvankelijk goedgekeurde aanvraag voor algemeen verlof op 15 november 2007 alsnog is ingetrokken. Volgens de
inrichtingsrapportage heeft klager vlak voor zijn verlof getracht al zijn kleding en saldo uit te voeren respectievelijk op te nemen. Klager wekte op dat moment sterk de indruk voorgoed de inrichting te willen verlaten. Klager is uit een z.b.b.i.
teruggeplaatst naar een gesloten inrichting omdat hij zich niet heeft gehouden aan de met hem gemaakte afspraken. Klager is bij twee werkgevers weggestuurd. Hiermee heeft klager het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Er is geen sprake van
zwartmakerij. De ruzie zou volgens klager voortkomen uit het feit dat werkgevers hem hebben weggestuurd. Klager had in zijn positie als gedetineerde kunnen weten dat hij dergelijke conflicten niet persoonlijk moet aangaan. Dat had hij via zijn mentor
kunnen doen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft aangegeven dat er geen reden is voor een negatief advies, maar gezien het mislukken van klager de z.b.b.i. en het op het allerlaatste moment afgewezen algemeen verlof door de directeur van het h.v.b. Ter
Apel, heeft de directeur weinig vertrouwen in een goede afloop.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4,5 jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 augustus 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De Staatssecretaris legt aan de afwijzing van het verlof ten grondslag de mislukte resocialisatie van klager in een z.b.b.i. en de afwijzing van de eerste verlofaanvraag op 15 november 2007. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheden thans nog onvoldoende grond vormen voor een afwijzing van het algemeen verlof. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager onbestreden heeft gesteld dat het regimaire verlof in 2007 zonder incidenten is verlopen. Uit de
omstandigheid dat in november 2007 het vermoeden bestond dat klager zich aan zijn detentie zou onttrekken, volgt gegeven het verloop van het regimaire verlof, nog niet dat klager (ook) thans zou pogen te ontvluchten. De beroepscommissie neemt hierbij
in
aanmerking dat klager na de incidenten met de werkgevers is teruggeplaatst naar een gesloten inrichting. Derhalve moet de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep is derhalve gegrond. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 8 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven