Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0295/GB, 7 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/295/GB

Betreft: [klager] datum: 7 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Eenhoorn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 januari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing tot afwijzing van zijn overplaatsingsverzoek naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 17 mei 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Zuyderbos te Heerhugowaard. Op 30 maart 2007 is hij geplaatst in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Primair wordt verwezen naar de in het bezwaarschrift vermelde gronden. De afwijzing van het voorstel in het selectie-advies werd gemotiveerd met een beroep op een hoge Risc-score en weigering aan TR (Terugdringen Recidive) deel te nemen, terwijl in de
beslissing op het bezwaar kennelijk ook gewicht wordt toegekend aan een opgesteld reïntegratieplan, waarvan klager de inhoud niet kent. Het is klager niet bekend of de afwijzing van het voorstel en de beslissing op het bezwaar gebaseerd zijn op
consequent beleid. Als het beleid tot gevolg heeft dat gedetineerden met een laag recidive-risico in aanmerking komen voor detentiefasering, terwijl gedetineerden met een hoog recidive-risico niet in aanmerking komen voor detentiefasering en dat de
laatstgenoemde groep daarmee onvoorbereid terugkeert in de maatschappij, dan kan klager zich niet verenigen met dat beleid.
Door en namens klager is tevens verzocht om het beroep mondeling te kunnen toelichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het selectie-advies werd voorgesteld om klager over te plaatsen naar een b.b.i. In de inrichting waren kennelijk geen stukken omtrent TR aanwezig en wegens onvoldoende onderbouwing is voorbijgegaan aan het negatieve advies van de politie. Bij de
aangeleverde stukken van de gevangenis Grave werden wel gegevens omtrent TR aangeleverd. Uit die gegevens blijkt dat in september 2006 een reïntegratieplan voor klager is opgesteld. De stelling dat klager niet op de hoogte is van dit plan is onjuist.
Het is een standaard-procedure dat het plan met de betrokkene wordt doorgenomen. Dat is ook opgenomen in de laatste zinsnede van het plan. Klager heeft naar aanleiding van het opgestelde plan aangegeven dat hij afziet van verdere deelname aan TR. Uit
het plan blijkt verder dat klager weinig gemotiveerd lijkt om te werken aan tekortkomingen en om te investeren in intensieve begeleiding. In combinatie met een fors detentieverleden en een fors strafrestant, maakt dat het vooralsnog ongewenst is om
klager vrijheden te verlenen. Klager heeft thans aangegeven dat hij opnieuw wil deelnemen aan TR. Inmiddels is verzocht om opnieuw een reïntegratieplan op te stellen. Gelet op de uitkomsten van de Risc en het reïntegratieplan zullen de mogelijkheden
voor verdere fasering opnieuw bekeken kunnen worden.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek om het beroep mondeling toe te lichten af.

4.2. De gevangenis Grave is een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Op grond van art. 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een
strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.4. In de toelichting op dit art. (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.5. De selectiefunctionaris baseert de afwijzing van de b.b.i.-plaatsing op het feit dat klager niet aan TR wil deelnemen en op een in het kader van de voorbereiding voor een TR-beslissing afgenomen Risc-test die een hoge score liet zien. In de
beslissing op het bezwaar wordt ook gewezen op klagers weigering om aan TR deel te nemen en de genoemde Risc-test. Tevens wordt gewezen op de justitiële documentatie van klager.

4.6. Uit de dossierstukken is onvoldoende kunnen blijken dat klager heeft geweigerd om aan TR deel te nemen. Daarbij levert het enkele niet-deelnemen aan een TR-traject, gelet op de hierboven genoemde regelgeving, in beginsel geen grond op voor
afwijzing van een overplaatsingsverzoek naar een b.b.i. Voor zover de selectiefunctionaris verwijst naar het detentieverleden van klager, is dat onvoldoende feitelijk onderbouwd. De lengte van de straf staat wettelijk gezien niet aan plaatsing in een
b.b.i. in de weg. Gelet daarop kunnen de aangevoerde gronden de bestreden beslissing niet dragen. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming
van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Bij die beslissing kunnen nieuwe ontwikkelingen in verband met de houding van klager ten opzichte van TR-deelname worden betrokken. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig
voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent
klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven