Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23290/GV, 19 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:19-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23290/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 19 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 september 2021 beslist klager, vanuit de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) van de locatie Roermond, terug te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught, nadat klagers re-integratieverlof voor extramurale arbeid was ingetrokken.

Klagers raadsman, mr. J. van Wijk, heeft namens klager bezwaar ingesteld tegen deze beslissing. Verweerder heeft het bezwaarschrift doorgezonden aan de RSJ met het verzoek dit in behandeling te nemen als een beroep. 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Aan klagers raadsman is tot 19 november 2021 desgevraagd uitstel verleend om zijn standpunt schriftelijk nader te kunnen toelichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De ontvankelijkheid

Klager is in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, wegens diefstal en handelen in strijd met de Opiumwet. Hij is sinds 2 september 2020 in Nederland gedetineerd. Daarnaast dient hij een door de Roemeense rechter opgelegde gevangenisstraf van twee jaar en zeven maanden te ondergaan. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 november 2023.

De regelgeving

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend. In artikel 20ab van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) zijn de voorwaarden vastgelegd voor het verlenen van re-integratieverlof voor extramurale arbeid.

Op grond van artikel 17 van de Regeling kan de directeur namens verweerder, in verband met gewijzigde omstandigheden, een reeds verleend re-integratieverlof of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan verbinden. Indien het besluit tot re-integratieverlof is genomen door verweerder, stelt de directeur hem onverwijld van de gewijzigde omstandigheden en zijn beslissing in kennis.

In de toelichting op deze bepaling (Stcrt. 2021, nr. 28357) staat dat in geval van gewijzigde omstandigheden acuut moet kunnen worden opgetreden. De medewerkers van de inrichting zijn het eerst op de hoogte van deze gewijzigde omstandigheden en daarom is aan de directeur de bevoegdheid toegekend om namens verweerder handelend op te treden indien dit noodzakelijk is. Wanneer hij van deze bevoegdheid gebruikmaakt, stelt de directeur verweerder hiervan onverwijld op de hoogte.

Bezwaar- of beroepsprocedure?

Verweerder heeft zich, na ontvangst van het door de raadsman ingediende bezwaarschrift, op het standpunt gesteld dat de rechtstreekse beroepsprocedure van artikel 72, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) moet worden gevolgd, omdat het ‘zwaartepunt’ van de beslissing ligt bij de intrekking van het re-integratieverlof.

De directeur van de locatie Roermond heeft klagers re-integratieverlof voor extramurale arbeid ingetrokken, in verband met klagers overlevering aan de Roemeense justitiële autoriteiten. De directeur heeft verweerder daarop verzocht klager terug te plaatsen in een gevangenis. Verweerder heeft hierop op 6 september 2021 beslist en klager vanuit de BBA teruggeplaatst in de PI Vught.

Het voorgaande betekent dat is gehandeld overeenkomstig de wettelijk tussen de directeur en verweerder verdeelde bevoegdheden en dat verweerder bevoegd is te beslissen op het ingediende bezwaarschrift, gericht tegen de beslissing om klager te selecteren voor de gevangenis van de PI Vught. Tegen de (gedeeltelijke) ongegrondverklaring van het bezwaarschrift staat vervolgens op grond van artikel 72, eerste lid, van de Pbw beroep open bij de beroepscommissie.

De beroepscommissie is dan ook niet bevoegd om te oordelen op het ingediende bezwaar. Zij zal zich daarom onbevoegd verklaren om kennis te nemen van het beroep en de stukken doorsturen naar verweerder om op het bezwaarschrift te beslissen.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep. Zij bepaalt dat de stukken in handen worden gesteld van verweerder om op het bezwaarschrift te beslissen.

Deze uitspraak is op 19 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven