Nummer 22/26965/GV
Betreft [klager]
Datum 17 mei 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 12 april 2022 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.
Klagers raadsman, mr. W.R. Jonk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij de ziekte van Parkinson heeft en hem in de inrichting geen adequate behandeling kan worden geboden. Zijn arts heeft bevestigd dat de detentie een ongunstig effect heeft op de ontwikkeling van de ziekteverschijnselen, die onder meer bestaan uit een verslechterende mobiliteit, rigiditeit van zijn rechterbeen, blaasproblemen en trillingen in zijn kin. Klager is al langer genoodzaakt om een rollator te gebruiken. Zijn medische dossier (vanaf augustus 2021) laat zien dat deze verschijnselen zich in snel tempo ontwikkelen en dat zijn gezondheidstoestand verslechtert. Klager wil het niet zo ver laten komen dat hij in een situatie van detentieongeschiktheid komt te verkeren. Het is noodzakelijk dat hij nu de juiste zorg krijgt.
In de bestreden beslissing is onvoldoende gewicht toegekend aan het progressieve verloop van de ziekte van Parkinson, klagers 76-jarige leeftijd en zijn lange strafrestant. Bovendien heeft het door de medisch adviseur genoemde medische onderzoek al in januari 2022 plaatsgevonden. Bij dit onderzoek is de diagnose Parkinson gesteld. Klagers verzoek ziet juist op hetgeen na deze diagnose moet gebeuren. Reeds hierom is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd en kan deze niet in stand blijven.
Verweerder heeft geen afweging gemaakt tussen de voor klager geïndiceerde behandeling in de inrichting en buiten de inrichting. Een specialist dient te onderzoeken welke behandeling klager nodig heeft, om te bepalen of zijn problematiek aan de voortzetting van zijn detentie in de weg staat. Tijdens een strafonderbreking kan het gespecialiseerde Bravis ziekenhuis in Roosendaal hem adequate, intensieve en multidisciplinaire zorg bieden, die de progressieve ontwikkeling van Parkinson kan vertragen en zijn kwaliteit van leven in en na detentie kan verbeteren. De inrichting kan in een dergelijke behandeling niet voorzien. Contra-indicaties voor het verlenen van strafonderbreking zijn overigens niet aan de orde.
Standpunt van verweerder
De noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking is niet gebleken. De medisch adviseur acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. De inrichtingsarts heeft niet bevestigd dat klagers problematiek in de weg staat aan de voortzetting van zijn detentie. De (aanvankelijk) niet onderbouwde stelling dat in detentie geen adequate behandeling kan plaatsvinden, is onvoldoende om zijn verzoek om strafonderbreking toe te wijzen.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een in België opgelegde gevangenisstraf van tien jaar, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Hij is sinds 24 januari 2021 in Nederland gedetineerd. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 2 december 2026.
Op grond van artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij is gediagnosticeerd met de ziekte van Parkinson en hij vindt dat hem daarvoor in de inrichting geen adequate medische behandeling kan worden geboden. Dit verzoek is afgewezen naar aanleiding van het negatieve advies van 18 februari 2022 van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering. De medisch adviseur acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden, op basis van klagers medische dossier, niet geïndiceerd. Het via de inrichtingsarts geplande onderzoek in het ziekenhuis in Tilburg kan vanuit de inrichting worden georganiseerd. De directeur van het Justitieel Complex Zaanstad heeft zich op 8 april 2022 bij dit advies aangesloten.
Klager wijst er echter op dat de gevraagde strafonderbreking niet ziet op het onderzoek in het ziekenhuis in Tilburg – welk onderzoek bovendien al in januari 2022 heeft plaatsgevonden – maar dat hij het verzoek heeft ingediend met het oog op het verdere verloop van zijn detentie, gezien het sterk progressieve karakter van de ziekte van Parkinson, zijn hoge leeftijd en zijn lange strafrestant. Het feit dat de inrichtingsarts niet heeft bevestigd dat klagers aandoening in de weg staat aan de voortzetting van zijn detentie, kan klager redelijkerwijs niet worden tegengeworpen, maar ondersteunt juist de stelling van de raadsman dat een onderzoek daartoe of informatie daarover ontbreekt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voor klager benodigde zorg in of vanuit de inrichting kan worden geleverd. In de gegeven omstandigheden is het onvoldoende duidelijk of klagers detentie op de huidige voet kan worden voortgezet, welke (aanvullende) zorg hij nodig heeft en of deze zorg vanuit detentie kan worden geregeld. Bij gebrek aan deze informatie kan evenmin worden vastgesteld of bij klager sprake is van dringende lichamelijke omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 37 van de Regeling, die het verlenen van strafonderbreking noodzakelijk kunnen maken.
Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Deze uitspraak is op 17 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter