Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22881/GA, 7 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22881/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 7 september 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het handhaven van de maatregelen die hem zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) bij de maandelijkse toets van 19 oktober 2020, met uitzondering van de GVM-maatregel van toezicht houden op de belduur door personeel (maximaal 15 minuten bellen per dag) waartegen afzonderlijk beklag is ingesteld.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie heeft op 18 augustus 2021 het beklag gegrond verklaard (S-2020-712). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de heer (…), juridisch medewerker bij de locatie De Schie, en klagers raadsvrouw mr. M.M. Koers gehoord op de zitting van 7 april 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager is op 10 juni 2020 in het Operationeel Overleg (OO) besproken, waarbij klagers GVM-status ‘verhoogd’ op grond van de indicaties liquidatiegevaar en voortgezet crimineel handelen in detentie is gehandhaafd. Het is uitsluitend aan het OO voorbehouden deze indicaties vast te stellen als ook om te oordelen dat de beschikbare informatie actueel, betrouwbaar en concreet is ten behoeve van deze vaststelling.

Aan klager zijn op 27 juli 2020 GVM-maatregelen opgelegd, eindigend op 17 december 2020. De noodzaak tot voortzetting van de opgelegde GVM-maatregelen wordt maandelijks getoetst. Er heeft een maandelijkse toetsing plaatsgevonden op 18 augustus 2020 en 19 oktober 2020. Bij de maandelijkse toetsing van 19 oktober 2020 zijn de aan klager opgelegde GVM-maatregelen gehandhaafd.

Uit de toen geldende Circulaire Beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico van 16 juli 2018 (hierna: de Circulaire) volgt dat de toezichtsmaatregelen bij plaatsing op de GVM-lijst ‘verhoogd’ ‘in beginsel uitgevoerd dienen te worden zoals weergegeven in bijlage II’. Dat impliceert dat GVM-maatregelen passend bij de GVM-status ‘hoog’ ook kunnen worden opgelegd aan klager. Het betreft maatwerk. Aan klager zijn onder meer GVM-maatregelen opgelegd waarmee klagers contacten worden gemonitord, gebaseerd op de door het OO vastgestelde indicatie van voortgezet crimineel handelen in detentie. Het toezicht op klagers contacten zou niet goed zijn als klagers telefoongesprekken wel kunnen worden afgeluisterd, maar zijn bezoekgesprekken en post niet met het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) kunnen worden gedeeld om het vervolgens te bezien in zijn geheel met betrekking tot andere verdachten in zijn strafzaken die elders gedetineerd zitten, vanuit dezelfde criminele organisaties. Met betrekking tot de maatregel vervoer BOT/EBV is in ieder geval Extra beveiligd vervoer (EBV) een passende maatregel bij de GVM-status ‘verhoogd’ en is het vervolgens aan de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) om een eigen beslissing te nemen of zij het vervoer via het Bijzondere Ondersteuningsteam (BOT) dan wel EBV laten plaatsvinden. De mogelijkheid tot het vervoeren van klager met het BOT betreft wederom maatwerk.

Klager is iedere maand door de directeur gesproken over de GVM-maatregelen, maar uiteraard ook over zijn persoonlijke situatie, zijn visie op de toezichtsmaatregelen en andere zaken. Klager heeft tijdens het hoorgesprek in het kader van de maandelijkse toetsing aangegeven geen vragen of opmerkingen te hebben. Bovendien heeft klager zijn visie op 19 oktober 2020 niet verder verduidelijkt dan in de beschikking en de weergave van het gesprek is weergegeven. Klagers belang als zodanig en de impact die de maatregelen op klager hebben zijn meegenomen in de overweging tot handhaving van de opgelegde GVM-maatregelen. Aan klager zijn slechts zes GVM-maatregelen opgelegd, van de in totaal 23 mogelijke GVM-maatregelen. Het motiveren waarom zeventien GVM-maatregelen niet aan klager worden opgelegd, is naar de mening van de directeur onnodig en verwarrend. De handhaving van de zes aan klager opgelegde GVM-maatregelen is in de beschikking van de maandelijkse toetsing in oktober 2020 gemotiveerd.

 

Standpunt van klager

Primair is aangevoerd dat het niet is toegestaan GVM-maatregelen aan klager op te leggen en te handhaven passend bij de GVM-status ‘hoog’, omdat klager de GVM-status ‘verhoogd’ heeft. Kennelijk is er naar het oordeel van het OO geen noodzaak om klager de GVM-status ‘hoog’ toe te kennen. Het OO is bekend met de maatregelen die door de directeur kunnen worden opgelegd bij een bepaald risicoprofiel. Het is daarom niet aan de directeur om alsnog GVM-maatregelen op te leggen en te handhaven die bij de GVM-status ‘hoog’ passen. Subsidiair stelt klager dat onvoldoende is gemotiveerd waarom aan hem GVM-maatregelen worden gehandhaafd passend bij de GVM-status ‘hoog’. Er wordt niet meer naar de persoon van klager gekeken, enkel naar het gegeven dat hij verdachte is in verschillende onderdelen van een groot strafproces.

Tijdens de zitting bij de beklagcommissie is gesproken over dat niet voldoende is gemotiveerd waarom de maatregelen aan klager zijn opgelegd. Dat komt niet terug in de uitspraak van de beklagcommissie. Er is geen proces-verbaal van hetgeen ter zitting bij de beklagcommissie is besproken. De weergave van hetgeen ter zitting van de beklagcommissie is besproken in de uitspraak, komt niet helemaal overeen met hoe de zitting is verlopen.

 

3. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Aan klager is een aantal GVM-toezichtmaatregelen opgelegd in het kader van zijn plaatsing en status ‘verhoogd’ op de GVM-lijst op grond van de indicaties liquidatiegevaar en voortgezet crimineel handelen in detentie. Deze maatregelen zijn ingegaan op 27 juli 2020 en eindigden op 17 december 2020. De bestreden beslissing van 19 oktober 2020 betreft de maandelijkse toetsing door de directeur van de noodzaak tot voortduring van de GVM-toezichtmaatregelen die op 27 juli 2020 zijn opgelegd. Aan een gedetineerde die op de GVM-lijst is geplaatst kunnen door de directeur toezichtmaatregelen worden opgelegd. Hiertoe dient de directeur een eigen belangenafweging te maken die kenbaar moet zijn. Voorafgaand aan de maandelijkse toetsing over de noodzaak van de voortduring van de maatregelen dient de directeur de betreffende gedetineerde hierover te horen. Op 27 juli 2020 zijn aan klager de volgende GVM-maatregelen opgelegd:

•   Vooraf advies aanvragen over bezoekers aan GRIP;

•   Opnemen, afluisteren, vertalen gesprekken bezoek en indien nodig zenden aan GRIP;

•   Opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen telefoongesprekken, maximale beltijd van 15 minuten per dag (exclusief telefonisch contact met advocaat);

•   Inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan GRIP;

•   Uitgebreide celinspectie: één keer per maand;

•   Vervoer BOT/EBV.

Op 19 oktober heeft de directeur klager voorafgaand aan het toetsingsmoment gehoord over de GVM-maatregelen en aan klager een schriftelijke mededeling van de beslissing uitgereikt. Vaststaat dat aan klager de GVM-status ‘verhoogd’ is toegekend en dat aan klager enkele GVM-maatregelen zijn opgelegd die bij het risicoprofiel ‘hoog’ horen, te weten het opnemen, afluisteren, vertalen van gesprekken met bezoek en indien nodig zenden aan het GRIP, het opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen van telefoongesprekken met een maximum van 15 minuten per dag en vervoer door BOT. Het opleggen van GVM-maatregelen behorend tot het risicoprofiel ‘hoog’, terwijl aan de gedetineerde het risicoprofiel ‘verhoogd’ is toegekend en de gedetineerde het niet eens is met deze opgelegde maatregel(en) voortkomend uit het risicoprofiel ‘hoog’, is in beginsel mogelijk, maar behoeft een grondige motivering (vgl. RSJ 26 november 2021, 21/19702/GA, en RSJ 1 juli 2021, R-20/7347/GA). De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur daaraan heeft voldaan. De directeur heeft namelijk gemotiveerd dat het in verband met de indicaties liquidatiegevaar en voortgezet crimineel handelen in detentie belangrijk is dat klager en zijn contacten worden gemonitord. Dit in verband met de rust en veiligheid in de inrichting en de veiligheid van klager zelf. En de directeur heeft deze belangen zwaarder laten wegen dan het persoonlijk belang van klager.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur tot handhaving van de aan klager opgelegde GVM-maatregelen in het kader van de maandelijkse toetsing van 19 oktober 2020 niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 7 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven