Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25845/JA, 9 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           22/25845/JA

Betreft              [klager]

Datum              9 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op […](hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het vanaf 19 januari 2022 stilleggen van zijn verlof.

De beklagrechter bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda heeft op 7 februari 2022 het beklag ongegrond verklaard (HA2022-013). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. T. Gümüş, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw gehoord op de zitting van 13 april 2022 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid en heeft afstand van horen gedaan.

De directeur van de RJJI Den Hey-Acker (hierna: de directeur) is zonder berichtgeving niet op de zitting verschenen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager begrijpt dat zijn telefoon is weggenomen omdat hij die niet in zijn bezit mocht hebben. Hij is het er niet mee eens dat zijn verlof is stilgelegd in afwachting van politieonderzoek, omdat dit twee jaar zou kunnen duren en dan leidt tot stagnatie van zijn behandeling en mogelijk verlenging van de pij-maategel. Onduidelijk is wat precies moet worden onderzocht. Er zijn slechts twee foto’s gevonden, die duidelijk zijn te zien en klager staat daar niet op. De directeur heeft niet onderbouwd hoe hij aan het vermoeden van ‘voortzetten crimineel handelen vanuit de JJI’ komt. Klager is in de JJI geplaatst vanwege vechtpartijen, niet vanwege handel in verdovende middelen of wapens. De directeur heeft evenmin de stelling in beklag dat directe informatie is gezien, onderbouwd. Het gegeven dat het om twee foto’s gaat is van klager afkomstig. Klager heeft in de beklagprocedure verklaard dat hij die foto’s heeft gekregen, maar niet van wie hij die heeft gekregen.

Klagers raadsvrouw had gehoopt dat de beklagrechter een termijn had verbonden waarbinnen het verlof hangende het onderzoek van de politie stilgelegd kon worden, maar de beklagrechter heeft dat opengehouden. Zij heeft van klager vernomen dat uit het onderzoek van de politie niet is gebleken dat klager zich met strafbare feiten heeft beziggehouden. Klager was voor zeven weken in Teylingereind geplaatst en na terugkeer in Den Hey-Acker zal de verlofverlening aan klager worden bezien. Als deze meldingen van klager niet juist zouden zijn, geldt onverkort dat het verlof langere tijd niet wordt opgestart.

Desgevraagd meldt klagers raadsvrouw dat klager mogelijk niet voorafgaand aan het stilleggen van zijn verlof is gehoord. Dat valt af te leiden uit het feit dat inderdaad daarover niets is aangegeven in de schriftelijke mededeling en klager in zijn klaagschrift aangeeft dat in de beslissing van 19 januari staat vermeld dat er bewijs is dat klager zich bezighoudt met zaken die in strijd zijn met de behandelafspraken.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft niet op het beroep van klager gereageerd.

3. De beoordeling

In de beklagprocedure is niet aan de orde geweest of klager voorafgaand aan de bestreden beslissing is gehoord. De beroepscommissie stelt ambtshalve vast dat in de schriftelijke mededeling van de beslissing tot het stilleggen van klagers verlof niets is ingevuld bij de tekstdelen ”Je bent gehoord op” en “Daarbij heb jij verklaard”. Daaruit leidt zij af dat klager in strijd met de wet (artikel 61, eerste lid aanhef en onder g, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, Bjj) niet voorafgaand aan het nemen van de beslissing is gehoord. Niet is gebleken dat dit horen achterwege kon blijven op de in het derde lid genoemde gronden. De beroepscommissie zal daarom in beroep het beklag vanwege vormverzuim alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal klager in het licht van de volgende overwegingen geen tegemoetkoming toekennen.

De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat de directeur op goede gronden op grond van artikel 30, vierde lid, van de Bjj hangende politieonderzoek naar mogelijk door klager begane strafbare feiten alle verlof van klager heeft kunnen stilleggen. Het is niet aan de beklagrechter en/of de beroepscommissie om op voorhand te bepalen hoe lang verlof stilgelegd zou mogen of kunnen worden hangende onderzoek van de politie naar mogelijk gepleegde strafbare feiten. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom naar het oordeel van de beroepscommissie inhoudelijk niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom inhoudelijk ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beklag ambtshalve wegens vormverzuim gegrond, maar kent klager geen tegemoetkoming toe.

De beroepscommissie verklaart het beroep inhoudelijk ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 9 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven