Nummer 22/27088/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 4 mei 2022
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur) heeft op 25 april 2022 - zo begrijpt de voorzitter - beslist verzoeker in een individueel programma te plaatsen voor de duur van tien dagen.
Verzoekers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij ten onrechte in een individueel programma is geplaatst. Het verblijf in dit programma valt verzoeker zwaar en is disproportioneel.
Uit de schriftelijke reactie van de directeur volgt dat verzoeker is besproken tijdens het multidisciplinair overleg (MDO). Naar aanleiding van dit overleg is op advies van de psycholoog besloten om verzoeker op de afdeling met extra zorgvoorziening (EZV) te plaatsen met een individueel programma voor de duur van tien dagen. Mogelijk is verzoeker gebaat bij een passende en/of kleine afdeling of wellicht plaatsing in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Dit wordt onderzocht. Daarnaast is het volgens de directeur zorgelijk dat verzoeker schulden opbouwt binnen de inrichting. Er wordt dan ook gekeken naar de mogelijkheden voor een overplaatsing. Dit is voor verzoekers eigen veiligheid. Uit de nadere reactie van de directeur volgt dat er ten aanzien van verzoekers plaatsing in het individuele programma voor de duur van tien dagen geen ten grondslag liggende beslissing is genomen anders dan dat verzoeker op advies van de psycholoog op de EZV-afdeling en het individuele programma is geplaatst.
De voorzitter overweegt dat in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bevoegdheden worden toegekend aan de directeur die hem in staat stellen om de bewegingsvrijheid van een gedetineerde in te perken. Dergelijke beslissingen dienen aan bepaalde formele vereisten te voldoen. De voorzitter overweegt dat nu verzoeker in een individueel programma is geplaatst, en feitelijk wordt uitgesloten van deelname aan een of meerdere activiteiten, de directeur bijvoorbeeld een ordemaatregel had kunnen opleggen. Aangezien verzoeker thans is uitgesloten van deelname aan een of meerdere activiteiten zonder dat voldaan is aan de formele vereisten die de Pbw stelt, is de bestreden beslissing genomen in strijd met de wet. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 4 mei 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.
secretaris voorzitter
Versie informatie document
Publicatie op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 20-05-2022 (vanaf dit moment beschikbaar op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming)
Datum document:
Uitspraakdatum: 04-05-2022