Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21165/GA, 17 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21165/GA          

Betreft             [klager]

Datum            17 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn sieraden.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 15 april 2021 het beklag ongegrond verklaard (VU 2021/000233). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. Y.H.G. van der Hut, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw mr. I.A.C. van Mulbregt en de juridisch medewerker bij de PI Vught gehoord op de zitting van 22 april 2022 in de PI Vught.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

Namens de directeur is ter zitting in beroep de procedure met betrekking tot registratie van goederen nader toegelicht, aan de hand van een op schrift gestelde reactie van medewerkers van de afdeling visitatie. Dit stuk is na de zitting toegezonden aan de beroepscommissie en ter informatie doorgestuurd aan klager en zijn raadsvrouw. 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kan zich niet vinden in de beslissing van de beklagrechter, nu deze in zijn optiek op onjuiste feiten en omstandigheden is gebaseerd. Toen klager vanuit het politiebureau in Den Haag is aangekomen in de PI Vught, klopte alles nog. De mensen die hem wegbrachten lieten hem alles controleren, de sealbag (insluitingsfouillering) vanuit het politiebureau zat nog dicht en alle goederen waren aanwezig. Hier heeft klager de papieren gewoon voor getekend. Er is niets aan hem meegegeven. Daarna is hij in de separeer geplaatst en toen hij daaruit kwam, klopte het niet meer. De medewerkers van de PI hadden een envelop van de PI zelf (dus niet de sealbag van de politie) met (een deel van) zijn bezittingen. De sealbag was buiten klagers aanwezigheid al opengemaakt. Klager heeft daar direct bezwaar tegen gemaakt. Hij heeft vervolgens in de envelop gekeken en toen bleek dat er twee gouden ringen en een gouden oorbel ontbraken. Op dat moment heeft klager nogmaals gezegd dat het niet klopte en dat hij niet wenste te tekenen voor ontvangst. Klagers casemanager is van alles op de hoogte en deze zou ook informatie hierover hebben opgevraagd bij het politiebureau. Die informatie zou klagers stelling bevestigen. Aan klager is verteld dat de papieren die hij de eerste keer direct bij binnenkomst heeft ondertekend, zouden zijn kwijtgeraakt. Klager heeft het proces-verbaal van de politie met betrekking tot zijn insluitingsfouillering op het politiebureau ingebracht. Dit is opgemaakt direct voorafgaand aan zijn overplaatsing naar de PI Vught. Hierin is aangetekend dat klager onder andere meerdere zilver- en goudkleurige ringen bij zich had en een set oorbellen. Op het formulier dat de directeur bij het verweerschrift heeft gevoegd, staat aangetekend dat er één goudkleurige oorbel zou zijn ingenomen en maar twee ringen, terwijl twee andere streepjes achter de ringen lijken te zijn doorgehaald en uit de gegevens van de politie blijkt dat er sprake was van een set oorbellen. Niet eenduidig blijkt welke goederen in de preciosazak zaten en daarom is niet goed te controleren of er goederen missen. Klager meent dat zijn eigendomsrecht is geschonden, zodat het beroep gegrond moet worden verklaard. Voorts wordt om een tegemoetkoming verzocht.

Standpunt van de directeur

Klager is vanuit het politiebureau bij de PI Vught binnengekomen. Wanneer iemand geplaatst wordt op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG), zoals in het geval van klager, worden de spullen op de visitatie afgegeven door de vervoerders of de politie. De medewerkers van de visitatie controleren de spullen altijd met twee, drie of zelfs vier beëdigde badmeesters. Van de medewerkers worden ook altijd de namen genoteerd. De waardezak die is ontvangen wordt door twee badmeesters opengemaakt. Er wordt dan opgeschreven wat er in de zak zit. Deze spullen worden in het bijzijn van een collega in de preciosazak gedaan en deze wordt afgesloten. Van het formulier van de preciosa wordt een kopie gemaakt. De preciosa wordt bij visitatie opgeslagen. Dan gaan de medewerkers de andere spullen uitzoeken. Wat volgens de huisregels van de BPG is toegestaan, mag de gedetineerde op cel hebben. Wat niet is toegestaan, wordt in een krat gedaan. Dat krat wordt opgeslagen in de fouillering. Van alle spullen die genoteerd zijn krijgt de gedetineerde een formulier voor eigen bezit. Hierbij zit ook de kopie van de lijst van de preciosa. Als de gedetineerde aangeeft dat hij de preciosa wil zien, dan wordt hiervoor een afspraak gemaakt, zodat de spullen naar de afdeling kunnen worden gebracht. Als de gedetineerde aangeeft dat hij spullen mist dan wordt contact opgenomen met de politie en/of de inrichting van herkomst. Er wordt nagevraagd waar deze spullen zijn. Heel vaak worden er nog spullen nagestuurd via DV&O. Ook in dat geval krijgt de gedetineerde een kopie.

Klager heeft gevraagd waar zijn waardevolle spullen waren. Hem is verteld dat deze in een afgesloten preciosazak zaten. Hij heeft gevraagd of hij deze kon zien zodat hij wist wat er allemaal in zat. De preciosa is meegenomen naar de afdeling en aan klager getoond. Hierop is er geen terugkoppeling geweest van klager dat hij spullen miste. De directeur weerspreekt dat klager meteen melding heeft gemaakt van het vermissen van goederen. Als hij direct tegen de medewerkers had gezegd dat er spullen ontbraken, zou er navraag zijn gedaan. Dat is niet gebeurd.

Het is voor de directeur niet goed meer te achterhalen waarom de formulieren als zodanig zijn opgesteld. De reden van de wijzigingen in de lijsten is dat klager heeft aangegeven dat hij geen van de sieraden op cel wilde hebben. De lijsten ‘ingenomen goederen’ en ‘meegegeven goederen’ zijn waarschijnlijk tegelijkertijd opgesteld. Dit in verband met de afweging van het al dan niet op cel (mogen) bewaren van sommige goederen. De lijst ingenomen goederen bevat de goederen die in de preciosazak zijn gegaan. Kijkend naar het proces-verbaal van de politie lijkt het alsof er niets ontbreekt. De politie spreekt immers ook van diverse ringen. Eén streepje bij ‘oorbellen’ kan in de inrichting ook ‘een set oorbellen’ zijn. De directeur stelt zich op het standpunt dat niet aannemelijk is geworden dat er goederen van klager ontbreken.

3. De beoordeling

Klager stelt dat er twee gouden ringen en een gouden oorbel vermist zijn geraakt in de inrichting, na zijn binnenkomst vanuit het politiebureau. De directeur heeft in de kern betoogd dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager sieraden mist. Bovendien heeft klager niet direct aangegeven dat er sieraden ontbraken en daarom is geen navraag gedaan. Klager heeft juist gesteld dat hij wel direct heeft aangegeven dat het mis was. Omdat klager het niet eens was met de gang van zaken heeft hij geweigerd de opgemaakte formulieren met betrekking tot de goederen te ondertekenen. 

De beroepscommissie overweegt dat de formulieren ‘ingenomen goederen’ en ‘meegegeven goederen’ onvoldoende duidelijkheid verschaffen over wat er na binnenkomst in de inrichting is gebeurd met de sieraden die klager toebehoren. Voor de ringen geldt dat er op de lijst ingenomen goederen bij ringen vier streepjes te zien zijn. Daarvan is er één doorgestreept, en, kennelijk daarna, is de hele notitie doorgestreept. Even verderop staat op het formulier vermeld: “alle sieraden meegegeven en ingenomen in preciosa zak”. Op de lijst meegegeven goederen staat bij het onderdeel ringen - naar het zich laat aanzien - een viertal streepjes waarvan er twee zijn doorgestreept. Bij de sieraden staat vermeld: ‘in preciosa’. Op de lijst meegegeven goederen staat bij ‘oorbellen’ één streepje geplaatst. Uit het formulier van de inrichting blijkt echter niet dat het om een set oorbellen zou gaan, terwijl klager volgens het proces-verbaal van de politie een set oorbellen in zijn bezit had. Daarnaast is onduidelijk hoeveel van klagers ringen daadwerkelijk in de preciosazak zijn terechtgekomen en van welk materiaal deze ringen waren. In het proces-verbaal van de politie staan  goud- en zilverkleurige ringen vermeld, terwijl op de formulieren van de inrichting geen zilverkleurige ringen staan vermeld maar, gelet op wat is doorgestreept, enkel (nog) twee goudkleurige ringen.

De doorhalingen, notities, discrepanties tussen de formulieren onderling en tussen de formulieren aan de ene kant en het proces-verbaal van de politie aan de andere kant maken de registratie van de sieraden van klager naar het oordeel van de beroepscommissie niet alleen onzorgvuldig, maar bieden ook steun aan de stelling van klager dat hij één oorbel en twee ringen mist. De ter zitting door de directeur gegeven toelichting (die ook per e-mail aan de beroepscommissie is toegezonden) maakt dit niet anders. Met deze toelichting heeft de directeur de algemene werkwijze uit de doeken gedaan. Daarmee is in het geval van klager nog altijd geen verklaring gegeven voor de vragen die de formulieren (door de vele doorhalingen en notities) en de discrepanties tussen deze formulieren en het proces-verbaal oproepen.

Bij deze stand van zaken acht de beroepscommissie klagers lezing dat sprake is van een vermissing van een deel van zijn sieraden, namelijk twee goudkleurige ringen en een oorbel, aannemelijk geworden.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Aan klager komt een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €25,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

Deze uitspraak is op 17 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. M. Keppels en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven