Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20253/GA, 23 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/20253/GA     

Betreft [klager]

Datum 23 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur) hem geen kopieën van zijn penitentiair dossier en inrichtingsdossier verstrekt.

De beklagrechter bij de PI Leeuwarden heeft op 19 februari 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (LW-2020-629). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Leeuwarden in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager dient te worden ontvangen in zijn beklag, nu sprake is van een beslissing van de directeur. Het verstrekken van de stukken duurde dermate lang dat het beklag gegrond verklaard zou moeten worden. Verzocht wordt om een financiële compensatie.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij hetgeen is aangevoerd in het in de beklagprocedure ingediende verweerschrift.

3. De beoordeling

De beklagrechter heeft klager niet ontvangen in zijn beklag, omdat klager inmiddels een kopie van zijn penitentiair dossier en inrichtingsdossier heeft gekregen en dus geen belang meer zou hebben bij het beklag. De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagrechter om klager niet in zijn beklag te ontvangen, nu naar haar oordeel sprake is van een beklagwaardige beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en zij zal om proceseconomische redenen het beklag als enige en hoogste instantie inhoudelijk behandelen.  

Ingevolge artikel 18 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) heeft een gedetineerde in beginsel het recht op inzage in zijn penitentiair dossier en inrichtingsdossier, als bedoeld in artikel 59 van de Pbw en artikel 37 van de Penitentiaire maatregel. Dit recht dient echter te worden onderscheiden van het recht op het ontvangen van een afschrift of kopie van (stukken uit) het dossier, dat niet is opgenomen in de Wjsg (vgl. RSJ 17 juni 2014, 14/0284/GA).

Uit de beschikbare stukken komt naar voren dat aan klager reeds de aangevraagde kopieën van zijn dossiers zijn verstrekt, maar met enige vertraging. Dit kwam door klagers overplaatsingen en doordat medewerkers vanwege het coronavirus veelal thuis werkten. Van een weigering om klager kopieën van zijn dossiers te verstrekken is dan ook geen sprake. Nu de vertraging in de verstrekking – gelet op voornoemde omstandigheden – niet onredelijk of onbillijk voorkomt, zal het beklag ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 23 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven