Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20499/GA, 16 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           21/20499/GA

Betreft              Klager

Datum              16 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van de directeur van klagers verzoek om zijn volledige naam, geboortedatum en andere privacygevoelige gegevens van het naambordje op de celdeur te verwijderen.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 25 februari 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Z1-2020-823). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Zwolle in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Klager heeft in zijn beroepschrift aangegeven dat de gronden door mr. O.C. Bondam zullen worden aangevuld. Op 2 november 2021 is mr. O.C. Bondam een termijn vergund om het beroep schriftelijk (nader) toe te lichten. Mr. O.C. Bondam heeft echter op 24 november 2021 per e-mailbericht te kennen gegeven in deze zaak niet op te zullen treden als gemachtigde van klager.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het ophangen van het naambordje is een beslissing van de directeur. Om die reden dient klager alsnog ontvangen te worden in zijn beklag. Het naambordje is in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Voorts verwijst klager naar RSJ 16 juni 2020,

R-20/8489/JA. Klager verzoekt om een tegemoetkoming conform de richtlijn vast te stellen.

Standpunt van de directeur

Klager maakt niet duidelijk waarom het naambordje op grond van het bepaalde in AVG-wetgeving onwettig zou zijn. Op de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten met het oog op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen is in beginsel niet de AVG van toepassing, maar de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). Uit niets blijkt dat er niet-noodzakelijke gegevens van klager op het naambordje stonden. In RSJ 16 juni 2020, R-20/8489/JA bleek dat er ten onrechte niet-noodzakelijke gegevens en andere persoonsgegevens van klager op het naambordje stonden vermeld. Voorts kunnen uit het beroepschrift van klager geen nieuwe feiten of aanvullende gronden worden opgemaakt. De directeur ziet dan ook geen reden om het eerder ingediende verweerschrift bij te stellen of te voorzien van nieuwe inlichtingen. Er is redelijk en billijk en niet in strijd met de wet gehandeld.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Het beklag is gericht tegen de afwijzing van de directeur van klagers verzoek om zijn volledige naam, geboortedatum en andere privacygevoelige gegevens van het naambordje te verwijderen. Daarmee is sprake van een beslissing genomen door of namens de directeur waartegen beklag openstaat op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

Inhoudelijke beoordeling

Op de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (tenuitvoerleggingsgegevens) is in beginsel niet de AVG, maar de Wjsg van toepassing.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat ook in deze zaak het geval. Onder ‘gegevensbestand’ moet volgens artikel 1, aanhef en onder o, van de Wjsg – voor zover relevant – worden verstaan: elk ander gestructureerd geheel van tenuitvoerleggingsgegevens dat op een functioneel of geografisch bepaalde wijze is verspreid. De beroepscommissie is van oordeel dat het naambordje, met de daarop verwerkte persoonsgegevens van klager, onder deze definitie kan worden geschaard.

Op grond van artikel 51a, eerste lid, van de Wjsg worden tenuitvoerleggingsgegevens verwerkt, indien dit noodzakelijk is voor een goede vervulling van een wettelijke taak of het nakomen van een andere wettelijke verplichting.

Op grond van artikel 51b, eerste lid, in samenhang met artikel 3 van de Wjsg worden tenuitvoerleggingsgegevens slechts verwerkt voor zover dit behoorlijk en rechtmatig is, de gegevens rechtmatig zijn verkregen en de gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn.

De beroepscommissie stelt vast dat op het naambordje van klager de volgende persoonsgegevens staan: achternaam, voornaam, geboortedatum en de naam van de mentor. Het is aan de beroepscommissie om te beoordelen of de vermelding van dergelijke persoonsgegevens toereikend en ter zake dienend is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. Voorts mogen niet bovenmatig veel persoonsgegevens worden vermeld. De directeur heeft in zijn verweerschrift in de beklagprocedure aangevoerd dat voor de orde, rust en veiligheid en ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming in de inrichting minimale persoonsgegevens worden gehanteerd. Voorts constateert de beroepscommissie dat de directeur een aantal specifieke doeleinden noemt. Zo moeten externen, waaronder de brandweer en het ambulancepersoneel, de patiënten in het PPC bij calamiteiten op hun naam kunnen aanspreken om te checken of de desbetreffende persoon al dan niet bij kennis is. Voorts is vermelding van de persoonsgegevens noodzakelijk met het oog op een zorgvuldige aanwezigheidsregistratie. De beroepscommissie merkt op dat de doeleinden in belangrijke mate beantwoorden aan de bijzondere zorgbehoeftes en belangen van patiënten in het PPC. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat het zeer beperkte aantal persoonsgegevens op het naambordje – ten behoeve van de voornoemde doeleinden – als noodzakelijk, toereikend en ter zake dienend kan worden aangemerkt. Het naambordje is dan ook niet in strijd met de Wjsg. Gelet daarop kan de afwijzing van klagers verzoek door de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Verder merkt de beroepscommissie nog op dat klagers niet nader onderbouwde verwijzing naar RSJ 16 juni 2020, R-20/8489/JA geen doel treft. In die zaak had de directeur naar aanleiding van klagers klacht een aantal persoonsgegevens van het naambordje verwijderd. Uit de omstandigheid dat de directeur reeds een aantal persoonsgegevens van het naambordje had verwijderd, leidde de beroepscommissie destijds af dat er niet-noodzakelijke persoonsgegevens op het naambordje hadden gestaan. Een inhoudelijke toetsing door de beroepscommissie voor wat betreft de vraag of de vermelding van de persoonsgegevens ook daadwerkelijk in strijd met de Wjsg was, zoals in het onderhavig geval is verricht, is in die zaak dus niet gedaan.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 16 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. de Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven