Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7648/GA, 4 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           R-20/7648/GA

Betreft              [klaagster]

Datum              4 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klaagster] (hierna: klaagster) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het verstoren van de orde en veiligheid door zich fysiek agressief jegens een medegedetineerde te gedragen, ingegaan op 7 mei 2020.

De beklagcommissie bij de locatie Ter Peel heeft op 22 juli 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klaagster een tegemoetkoming toegekend van €50,- (TP-2020-81). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klaagster en haar raadsman mr. R.T.A.G. Keller in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Zowel klaagster als de medegedetineerde hebben aangegeven dat zij vanuit het niets zijn aangevallen. Beide gedetineerden hebben tijdens het horen aangegeven zich slechts verweerd te hebben en wijzen naar elkaar. Een eerdere verbale woordenwisseling tijdens de arbeid en de vraag van de medegedetineerde of klaagster de deur open wilde houden, zorgden voor een schermutseling.

Uit de camerabeelden, die door de directeur zijn bekeken, blijkt dat klaagsters aandeel in de schermutseling groter was dan het aandeel van de medegedetineerde.

De directeur heeft aan zowel klaagster als de medegedetineerde een disciplinaire straf opgelegd. Beiden hebben zich schuldig gemaakt aan het ernstig verstoren van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting. Het toepassen van geweld binnen de inrichting wordt niet getolereerd. Gelet op het grotere aandeel van klaagster is zij gestraft met vijf dagen opsluiting in een strafcel en de medegedetineerde met drie dagen opsluiting in een strafcel.

Voornoemde informatie is per abuis niet gedeeld tijdens de zitting bij de beklagcommissie.

Standpunt van klaagster

Uit de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf en het schriftelijk verslag blijkt niet dat klaagster een groter aandeel in de schermutseling heeft gehad dan de medegedetineerde. De door klaagster geschetste gang van zaken, te weten dat zij onverhoeds werd aangevallen en zich louter heeft verdedigd, is door en namens de directeur niet dan wel onvoldoende betwist. Daarnaast heeft klaagster aangegeven dat een tweetal getuigen haar lezing kunnen bevestigen.

Nu de directeur een en ander niet heeft betwist heeft de beklagcommissie geen aanleiding gezien om de camerabeelden te bekijken. Dit is ook begrijpelijk nu uit de mededeling van de disciplinaire straf de door klaagster geschetste gang van zaken kan worden afgeleid. Hierin staat niets vermeld over een ander scenario of een groter aandeel van klaagster.

Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen. Indien de beroepscommissie komt tot een gegrondverklaring van het beroep, wordt verzocht de camerabeelden op te vragen en te bekijken. 

3. De beoordeling

In de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf staat vermeld dat het personeel op de camerabeelden een schermutseling had gezien, dat klaagster van achteren werd aangevallen door een medegedetineerde en dat zij zich daartegen heeft verweerd. Dat is in lijn met hetgeen door klaagster over de gang van zaken bij het incident is verklaard. Ter zitting van de beklagcommissie is dit scenario ook niet weersproken namens de directie.

In beroep stelt de directeur dat de gang van zaken anders is geweest (te weten een duidelijk groter aandeel van klaagster dan dat van de medegedetineerde in de schermutseling, terwijl van verweren niet meer wordt gerept) en dat dit uit de camerabeelden zou blijken. Door de directeur zijn ter ondersteuning van dit standpunt echter noch de camerabeelden noch een verslag van het uitkijken van camerabeelden overgelegd. Tegen deze achtergrond is het door de directeur in beroep gestelde niet aannemelijk geworden en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Voor zover de directeur is opgekomen tegen het feit dat de Commissie van Toezicht is uitgegaan van de oplegging van een ordemaatregel in plaats van een disciplinaire straf, is dat op zich terecht. Dat leidt uiteindelijk echter niet tot een andere beslissing nu het klaagschrift terecht gegrond is verklaard waarvoor aan klaagster vervolgens een tegemoetkoming is toegekend.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 4 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R. Raat en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven