Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21226/GB, 29 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21226/GB           

Betreft [klager]

Datum 29 april 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 28 april 2021 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A.M.J. Comans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is een medeverdachte van klager gedetineerd in de locatie Esserheem. Dat levert echter geen restrictie op om klager naar de locatie Norgerhaven over te plaatsen.

Klagers mentor heeft aangegeven dat klager daadwerkelijk door medegedetineerden werd geïntimideerd en uitgelokt. Het multidisciplinair overleg (MDO) adviseerde dan ook positief over de overplaatsing. De directeur nam dit advies niet over. Klager is het ermee oneens dat er geen bewijs bestaat voor het bestaan van enige dreiging. Er is wel spanning op de afdeling, wat bevestigd wordt door het MDO. De directeur staat niet zelf op de afdeling en kan dan ook geen juiste eigen inschatting maken van de dreigingsrisico’s. Dat klager het goed doet en is gepromoveerd heeft niets te maken met het bestaan van die dreiging. Klager doet ondanks de grote spanningen op de afdeling alsnog zijn best.

Standpunt van verweerder

Klager verbleef ten tijde van het verzoek pas een week in de Penitentiaire Inrichting (PI) Zwolle. Hij dacht dat er een dreiging op hem rustte. Het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) heeft aangegeven dat van een dreiging niet is gebleken. Daarnaast verbleef er een medeverdachte in de PI Veenhuizen met wie klager niet samengeplaatst kon worden.

Op 27 september 2021 heeft verweerder opnieuw een verzoek tot overplaatsing naar de locatie Norgerhaven afgewezen. Klager gaf aan overspannen te zijn, maar dit is niet bevestigd door een medicus en klager heeft niet nader gespecifieerd waarom hij zich niet veilig voelt in de PI Zwolle. De locatie Norgerhaven is een gevangenis met een grote gemeenschap die niet geschikt is voor klager. Ook verblijft er nog steeds een gedetineerde uit het rivaliserende kamp in de locatie Norgerhaven. Er kan niet worden voorkomen dat zij met elkaar in contact komen.

Klagers casemanager heeft desgevraagd gezegd dat klager aangeeft zich niet goed te voelen in Zwolle, omdat hij door een personeelslid zou worden uitgedaagd. Over andere dreigingen heeft klager het niet gehad.

Momenteel verblijven er volgens het GRIP een mededader en een tegenstander in de locatie Esserheem. De locatie Esserheem zou dus sowieso een ongeschikte plek zijn voor klager.

3. De beoordeling

Klager verblijft in de gevangenis van de PI Zwolle. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Norgerhaven, omdat hij zegt in de PI Zwolle te worden bedreigd.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

In het dossier staat geen recent vestigingsadres (anders dan de locatie De Schie te Rotterdam) of een adres waar klager zich na zijn detentie zal vestigen. Voornoemd artikel vormt dus geen selectiecriterium voor deze zaak. In de jurisprudentie van de beroepscommissie is bepaald dat als een gedetineerde in zo’n geval overgeplaatst wil worden, hij daarvoor een goede reden moet hebben.

Klager is eerder op zijn verzoek vanuit de PI Nieuwegein overgeplaatst naar de PI Zwolle, omdat hij in de PI Nieuwegein werd bedreigd. Klager heeft om overplaatsing verzocht, omdat hij ook in de PI Zwolle vreest voor vergeldingsacties. In het selectieadvies van 25 maart 2021 is opgenomen dat klagers mentor op 14 maart 2021 aangeeft dat klager spanning voelt, omdat hij geïntimideerd wordt door verschillende gedetineerden. Toen klager naar de arbeid ging, liepen de spanningen zo hoog op dat de werkmeester hem terug naar de afdeling heeft gestuurd. Klager koos ervoor om afgezonderd te blijven. Volgens het afdelingspersoneel en het afdelingshoofd was het een kwestie van tijd dat het zou escaleren en in het MDO is besloten dat het beter was om klager over te plaatsen. Interne overplaatsing naar een andere afdeling was volgens klager geen optie.

Het GRIP en het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) van de PI Zwolle hebben onderzoek gedaan naar het veiligheidsrisico voor klager in relatie tot twee door hem benoemde medegedetineerden. Het GRIP heeft laten weten dat er buiten de PI geen relatie is tussen de medegedetineerden enerzijds en klager anderzijds. Uit het onderzoek van het BIV van 25 maart 2021 kwam het beeld dat klager zich voornamelijk irriteert aan het gedrag van zijn medegedetineerden. Er was bij het BIV geen signaal bekend van dreiging die gebaseerd is op represailles naar aanleiding van het door klager gepleegde delict.

In door verweerder opgevraagde informatie uit de PI van 26 april 2021 staat dat klager goed meedoet aan het programma en naar het plusprogramma is gepromoveerd. Het is niet gebleken dat de situatie op de afdeling uiteindelijk daadwerkelijk is geëscaleerd of dat er (later alsnog) signalen van dreiging zijn gesignaleerd.

Gelet hierop en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Op 27 september 2021 heeft verweerder overigens opnieuw een verzoek tot overplaatsing naar de locatie Norgerhaven, wegens spanningen op de afdeling, afgewezen, omdat de locatie Norgerhaven niet geschikt zou zijn voor klager. Tegen deze beslissing is geen beroep ingesteld.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 29 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven