Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27101/SGA, 29 april 2022, schorsing
Uitspraakdatum:29-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           22/27101/SGA

Betreft              [verzoeker]

Datum              29 april 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft – zo begrijpt de voorzitter – het dagprogramma voor de gehele afdeling tijdelijk aangepast, voor de duur van zeven dagen, om de veiligheid van het personeel en de gedetineerden te kunnen waarborgen, ingaande op 26 april 2022 en eindigend op 2 mei 2022.

Verzoekers raadsman, mr. J.C. Reisinger, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk nm2022-205, 306 en 307).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt – met verwijzing naar de rechtspraak van de beroepscommissie –aangevoerd dat aan verzoeker geen straf kan worden opgelegd zonder dat zijn schuld kan worden vastgesteld. Verzoeker stelt dat de beslissing hem onherstelbare schade oplevert.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat geen sprake is van een disciplinaire straf, maar van een ordemaatregel. Besloten is de afdeling preventief te sluiten. Het dagprogramma vindt geen doorgang, met uitzondering van bezoek en het luchtmoment. Naar aanleiding van grote hoeveelheden contrabande die de afgelopen weken in toenemende mate bij 23 gedetineerden van afdeling D zijn aangetroffen, is deze maatregel opgelegd. De contrabande kan een groot gevaar voor de veiligheid vormen. Daarnaast is sprake van agressie onderling en richting het personeel. Ook worden gedetineerden op de afdeling vermoedelijk onder druk gezet om mee te werken aan de invoer en opslag van de contrabande. Onderzoek, grote acties op de afdeling en het opleggen van sancties hebben het voortgezet crimineel handelen op deze afdeling nog geen halt toe kunnen roepen. De maatregel is opgelegd om de veiligheid van het personeel en de gedetineerden weer te kunnen waarborgen. Er wordt steeds alles aan gedaan om zo snel mogelijk terug te kunnen naar de oude situatie en de maatregel zal dan ook niet langer voortduren dan absoluut noodzakelijk is. Op 2 mei 2022 zal worden geoordeeld of het noodzakelijk is om de maatregel te verlengen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is hier sprake van een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten.  Op grond van artikel 23, eerste lid onder a, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) kan de directeur deze ordemaatregel  opleggen indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De voorzitter begrijpt dat de ordemaatregel preventief is opgelegd en alle gedetineerden van afdeling D betreft. De ordemaatregel lijkt niet opgelegd om onderzoek te doen, want dat is al gebeurd en heeft het voortgezet crimineel handelen op de afdeling nog geen halt kunnen toeroepen, aldus de directeur. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur de noodzaak tot het opleggen van de ordemaatregel onvoldoende onderbouwd.

Uit de stukken is niet gebleken dat verzoeker voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel is gehoord. Het horen kan op grond van artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De voorzitter constateert dat in onderhavig geval van geen van deze uitzonderingen sprake is.

Nu verzoeker feitelijk is uitgesloten van deelname aan activiteiten, zonder dat voldaan is aan de formele vereisten die de Pbw stelt, is de bestreden beslissing - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - in strijd met de wet genomen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 29 april 2022 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven