Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25630/GB, 6 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/25630/GB

    

           

Betreft […]

Datum 6 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard of van (tweede keus) het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 24 januari 2022 toegewezen, met dien verstande dat klager is geselecteerd voor het JC Zaanstad.

Klager heeft tegen de beslissing om hem niet over te plaatsen naar de PI Heerhugowaard beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wilde niet worden overgeplaatst naar het JC Zaanstad, maar naar de PI Heerhugowaard. Klager wenst namelijk in een eenpersoonscel (EPC) te verblijven in verband met het coronavirus. Dat is niet mogelijk in het JC Zaanstad. De laatste zestien maanden heeft klager in een EPC doorgebracht. Een verblijf in een meerpersoonscel (MPC) zou dan ook klagers rust aantasten.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft blijkens zijn motivatiebrief in eerste instantie vanwege bezoektechnische redenen om een overplaatsing naar het JC Zaanstad verzocht. Na een gesprek met zijn casemanager heeft klager – zo blijkt uit het selectieadvies – zijn eerste voorkeur gewijzigd naar de PI Heerhugowaard in verband met de kleinschaligheid van die inrichting. Het verzoek tot overplaatsing naar de PI Heerhugowaard is afgewezen, omdat de aangevoerde gronden onvoldoende zwaarwegend zijn om van de plaatsingsrichtlijn af te wijken. Klager valt namelijk onder de ‘Top600-aanpak’. Bovendien is er rekening gehouden met klagers tweede voorkeur, te weten het JC Zaanstad.

Voorts is niet uit het selectieadvies gebleken dat klager een contra-indicatie heeft voor een verblijf in een MPC. Daarnaast valt een plaatsing in een EPC onder de beslissingsbevoegdheid van de directeur van de inrichting.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Klager verbleef in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Hij wil(de) graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Heerhugowaard (eerste keus) of van het JC Zaanstad (tweede keus). Op 24 januari 2022 is klager geselecteerd voor de inrichting van zijn tweede keus, het JC Zaanstad. Het beroep richt zicht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar de inrichting van zijn eerste keus, de PI Heerhugowaard. Klager wil(de) graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Heerhugowaard, omdat hij in de locatie Esserheem geen bezoek ontvangt, hij in een EPC wenst te verblijven en omdat de PI Heerhugowaard kleinschaliger is (dan het JC Zaanstad).

 

De regelgeving

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. In het dossier staat geen recent vestigingsadres of een adres waar klager zich na zijn detentie zal vestigen. Voornoemd artikel vormt dus geen selectiecriterium voor deze zaak. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet een gedetineerde in zo’n geval evenwel een goede reden hebben om te worden overgeplaatst.

De overwegingen van de beroepscommissie

Uit de stukken volgt dat klager sinds 1 april 2021 behoort tot de “Top600”.  Met betrekking tot personen die deel uitmaken van de Top600-lijst, is afgesproken dat zij doorgaans in het JC Zaanstad worden geplaatst in verband met speciale begeleiding. Het staat verweerder vrij om binnen de wettelijke kaders en de Regeling een werkwijze te ontwikkelen bij de selectie en (over)plaatsing die aansluit bij het opsporings- en vervolgingsbeleid dat bij de “Top600” Amsterdam in samenwerking met de gemeente is vormgegeven (vergelijk RSJ 8 januari 2018, 17/2184/GB). Dat in de bestreden beslissing in dat kader klagers tweede keus in zijn verzoek, het JC Zaanstad, de voorkeur heeft gekregen, komt de beroepscommissie dan ook niet onredelijk of onbillijk voor.

Met betrekking tot de omstandigheid dat klager in een EPC wil verblijven en dat deze in het JC Zaanstad niet dan wel in geringe mate aanwezig zijn, overweegt de beroepscommissie dat uit het selectieadvies niet blijkt dat er een contra-indicatie is voor een plaatsing van klager in een MPC. Plaatsing in een EPC in het JC Zaanstad kan overigens enkel plaatsvinden indien de directeur van de inrichting hiertoe aanleiding ziet of indien sprake is van een (zorg)indicatie. Voor zover klager in een EPC wil verblijven in verband met het coronavirus, geldt dat op de directeur van de inrichting een inspanningsverplichting rust om het risico op besmettingen met het coronavirus in de inrichting te beperken. Dit is dan ook onvoldoende zwaarwegend om te oordelen dat verweerder klager niet naar het JC Zaanstad had moeten overplaatsen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 6 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven