Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24104/GV, 4 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/24104/GV           

Betreft              [klager]

Datum              4 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 1 november 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. van Stratum, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De doelstelling van kortdurend re-integratieverlof is gericht op de resocialisatie van de gedetineerde. De door klager aangevoerde reden voor verlof valt daar ook onder en is mede in het belang van het herstel van de relatie met zijn labiele partner en in het belang van zijn kwetsbare kinderen. Klager voldoet aan de in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) genoemde voorwaarden. Met een enkel bezoek in de inrichting kan niet worden volstaan en dit is niet in het belang van klagers kinderen. Zij hebben reeds trauma’s opgelopen door een inval en gebeurtenissen in hun moederland. Een inwilliging van het verzochte verlof is tevens bevorderlijk voor een succesvolle terugkeer in de samenleving en is noodzakelijk voor de re-integratie van klager. Daar komt bij dat klager, voor de ingang van de Wet straffen en beschermen, in het kader van detentiefasering al meer vrijheden had kunnen hebben. Klager zit niet vast voor een geweldsincident, een drugs- of zedenzaak en is eerder opgelegde schorsingsvoorwaarden goed nagekomen. Klagers gedrag in de inrichting is goed en hij voldoet ook overigens aan de voorwaarden.

Standpunt van verweerder

Klager is op 7 maart 2022 in vrijheid gesteld. Hij heeft om die reden geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Verzocht wordt klager niet-ontvankelijk in zijn beroep te verklaren.

3. De beoordeling

Klager was sinds 7 december 2020 gedetineerd. Hij is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens witwassen. Klager is op 7 maart 2022 in vrijheid gesteld, omdat zijn voorlopige hechtenis is opgeheven.

Ontvankelijkheid

Verweerder meent dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep, omdat hij op 7 maart 2022 in vrijheid is gesteld. Een dergelijke omstandigheid leidt in zaken als deze – volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie – echter niet tot niet-ontvankelijkheid van klager in beroep. De beroepscommissie zal het beroep daarom inhoudelijk beoordelen.

De wet- en regelgeving

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet is – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen, alsmede de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt.

In artikel 15 van de Regeling is bepaald dat re-integratieverlof alleen wordt verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wort verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag. In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De bestreden beslissing

Klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof is afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken of klager al in de inrichting is gestart met zijn herstelactiviteiten. Daarnaast is de reden van klagers verzoek, en daarmee de noodzaak van zijn korte aanwezigheid in het gezin, onvoldoende aangetoond, waar het betreft het feit dat het niet goed gaat met zijn gezin en de rol die klager kan spelen ter verbetering van deze situatie.

De overwegingen van de beroepscommissie

De beroepscommissie stelt vast dat klager op grond van artikel 19, tweede lid, van de Regeling, in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof.

De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken. Als een gedetineerde op grond van eenzelfde re-integratiedoel vaker voor het verlenen van (kortdurend) re-integratieverlof in aanmerking komt, kan dit eventueel met behulp van een verlofschema worden geïllustreerd (Stcrt. 2021, 28357). Het voorgaande is ook van betekenis bij de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van een verzoek om re-integratieverlof.

In klagers geval moet worden vastgesteld dat (een gedeelte van) zijn D&R-plan niet is overgelegd en dat in het vrijhedenadvies hierover niets is opgenomen. Dat betekent dat de hierboven bedoelde noodzakelijke informatie ontbreekt. De beroepscommissie kan daardoor niet beoordelen of verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat kortdurend re-integratieverlof op dit moment niet is aangewezen.

Het feit dat een kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit wordt verleend, brengt niet met zich dat het kortdurend re-integratieverlof als zodanig absoluut noodzakelijk behoeft te zijn. Iedere vorm van re-integratieverlof moet – anders dan incidenteel verlof – immers worden gezien in de sleutel van het re-integratietraject van de gedetineerde. Voor zover klager wordt tegengeworpen dat de noodzaak van zijn korte aanwezigheid in het gezin onvoldoende aangetoond is ten aanzien van de vraag welke rol klager kan spelen in het verbeteren van de situatie in zijn gezin, geldt dan ook dat dit de afwijzing op zichzelf niet kan dragen.

Voor zover klager wordt tegengeworpen dat onvoldoende is gebleken of klager al in de inrichting is gestart met zijn herstelactiviteiten overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet straffen en beschermen blijkt dat van de gedetineerde, als blijk van zijn motivatie en in het kader van een gefaseerde opbouw, wordt gevraagd om al binnen de muren van de inrichting te werken aan zijn re-integratie(doelen). In het kader van het herstel van familiebanden kan bijvoorbeeld worden verwacht dat de gedetineerde hieraan invulling geeft, althans probeert te geven, door middel van bezoek, telefoneren en/of het schrijven van brieven. Uit het vrijhedenadvies van 8 oktober 2021 volgt dat klager niet wil dat zijn kinderen op bezoek komen, omdat hij niet wil dat de kinderen hem in de inrichting zien. Klager heeft wel bezoek aangevraagd in een familiekamer om toch in de inrichting al te kunnen starten met het herstel, gezien de gemoedstoestand van zijn vrouw en kinderen. Klagers vrouw komt wel regelmatig op bezoek en hij heeft tweemaal per week contact met zijn vrouw via beeldbellen. Daarnaast heeft klager, blijkens het vrijhedenadvies, ten behoeve van zijn verzoek om verlof een brief van een psycholoog en van een jeugdcoach aangeleverd. Naar het oordeel van de beroepscommissie is in dit geval voldoende aannemelijk geworden dat en op welke manier klager werkt aan het herstel van de relatie met zijn familie.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu klager reeds in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie hiermee volstaan en verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. In verband met het geconstateerde motiveringsgebrek, ziet de beroepscommissie geen aanleiding tot het toekennen van een tegemoetkoming. 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 4 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven