Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25567/GB, 28 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 22/25567/GB        

Betreft [Klager]

Datum 28 april 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de locatie De Schie te Rotterdam.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 24 januari 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A. Çinar, heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft het bezwaarschrift aangemerkt als een beroepschrift en dit doorgezonden naar de RSJ. Op 28 februari 2022 heeft mr. N.C.M.L. Bloebaum zich als raadsvrouw in deze zaak gesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Gronden van 28 januari 2022

Klagers familie is woonachtig in […]. Tot op heden heeft klager slechts sporadisch bezoek van zijn familie ontvangen. Dit terwijl klager een nauwe band heeft met zijn ouders, twee broertjes en oudere broer. Door feitelijk geen bezoek te kunnen ontvangen, wordt een inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 38, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) gemaakt.

Klagers moeder is 68 jaar oud en klagers vader is 61 jaar oud. Zij kampen met enkele medische ongemakken en zijn niet kapitaalkrachtig. De locatie De Schie is makkelijk bereikbaar via het openbaar vervoer. Een reis naar de locatie Roermond met het openbaar vervoer – klagers ouders beschikken niet over een auto – duurt evenwel meer dan twee uur, met diverse overstappen en loopafstanden. Dit is met name voor klagers ouders allesbehalve ideaal. Klagers partner is inmiddels vanwege veiligheidsredenen verhuisd. De locatie De Schie is voor haar bereikbaar.

Met betrekking tot de stelling van verweerder dat klager in het arrondissement van vervolging moet zijn gedetineerd, geldt dat artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) over ‘bij voorkeur’ spreekt. Dit betekent dat er ruimte is voor afwijking en dat een afweging dient te worden gemaakt. Klagers persoonlijke belangen betreffen uitzonderlijke omstandigheden die een overplaatsing naar een inrichting buiten het arrondissement van vervolging rechtvaardigen. Daarbij geldt dat klager reeds verklaringen heeft afgelegd in zijn strafzaak en enkel in de rechtbank Limburg aanwezig dient te zijn voor de pro-formazittingen en de inhoudelijke zitting.

Voorts zijn er concrete aanwijzingen dat klager gevaar loopt in de locatie Roermond, zoals klager heeft vernomen van medegedetineerden. De familie van het slachtoffer in klagers strafzaak is afkomstig uit Zuid-Limburg en het slachtoffer was zelf bekend in de regio. Klagers strafzaak heeft voor de nodige commotie gezorgd in de lokale media en daarnaast zijn er signalen geweest dat ook de medeverdachten zijn bedreigd. Uit informatie van het Openbaar Ministerie (OM) en het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) zou blijken dat geen sprake is van concrete aanwijzingen voor een actuele dreiging. Indien deze maatstaf wordt gehanteerd, wordt het moment dat een dreiging concreet en actueel is, het moment dat de dreiging wordt omgezet in daden. De hiervoor geschetste feiten zijn echter relevant(er). Er dienen geen onnodige risico’s te worden genomen.

Aanvulling van gronden door de raadsvrouw van 28 februari 2022 en 28 maart 2022

De belangrijkste reden voor het verzoek tot overplaatsing is gelegen in klagers veiligheid in de locatie Roermond. Het slachtoffer in klagers strafzaak is afkomstig uit de regio Maastricht. Veel medegedetineerden kenden het slachtoffer en zijn op de hoogte van klagers strafzaak. Klager heeft reeds bij verschillende personen en instanties, te weten zijn casemanager, mentor, advocaten, politie en het OM, aangegeven dat hij wordt en werd bedreigd in de inrichting. In dat kader wordt ook verwezen naar de in beroep overgelegde e-mails naar de officier van justitie, klagers casemanager en de inrichting. Dat volgens verweerder geen signalen zijn waargenomen dat klager zich bedreigd voelt of dat klager wordt bedreigd, is dan ook niet navolgbaar. Ook buiten de inrichting wordt er gesproken over mogelijke represailles vanuit de familie van het slachtoffer. Klagers familie heeft daarnaast meerdere meldingen bij de politie gemaakt van bedreigingen. Uit een in beroep overgelegd proces-verbaal van bevindingen van de politie volgt dat de afdeling Conflict- en Crisisbeheersing bezig is met deze dreigingen. Klagers partner heeft meermaals gehoord dat er een bedrag op het hoofd van klager staat in de locatie Roermond. Dit wordt door verweerder allemaal afgedaan met de mededeling dat het GRIP niet op de hoogte is van dreigementen en dat klager zich vrij door de inrichting beweegt, zodat niet de indruk bestaat dat hij zich onveilig voelt. Het maakt voor klager geen verschil of hij de hele dag op zijn cel blijft of meedoet aan het dagprogramma. Als ze hem willen pakken, doen ze dat toch wel.

Om concreet aan te tonen dat er wel degelijk behoorlijke bedreigingen richting klager worden en zijn geuit, heeft klager aan medegedetineerden gevraagd om dit voor hem op schrift te bevestigen. Uiteindelijk heeft klager twee medegedetineerden bereid gevonden om anoniem een verklaring op te stellen, waaruit een bevestiging van het voorgaande volgt. In dat kader wordt verwezen naar de inhoud van de in beroep overgelegde verklaringen.

Gelet op de gewijzigde woonplaats van zijn partner, wenst klager (bij voorkeur) te worden overgeplaatst naar de PI Nieuwegein. Daarnaast is de locatie De Schie bij nader inzien toch niet de voorkeur van klager, nu hij in […] is opgegroeid, zijn ouders woonachtig zijn in […] en hij niet wil dat ook in […] bekenden over zijn strafzaak gaan praten. Bovendien wenst klager – wanneer hij op enig moment weer in vrijheid wordt gesteld – te re-integreren in de omgeving […]. De PI Nieuwegein is voor wat betreft het bezoeken van klager voor klagers ouders bovendien nog steeds een stuk beter dan de locatie Roermond. Klager zal zich eigenlijk overal veiliger voelen dan in de locatie Roermond. Mocht de locatie De Schie, de PI Sittard of een andere inrichting wel een optie zijn, dan wil klager daar liever heen dan in de locatie Roermond te moeten blijven.

Met betrekking tot het advies van het OM geldt dat de raadsvrouw eind februari 2022 de (zaaks)officier van justitie heeft aangeschreven met een verzoek om klager te laten overplaatsen omwille van veiligheidsredenen. De reactie was dat het OM daar niet over gaat, maar dat wanneer het voornemen bestaat om klager in verband met zijn eigen veiligheid toch over te plaatsen, het OM dat niet zal blokkeren. De enkele verwijzing van verweerder naar een (verouderd) negatief advies van het OM kan dus geen reden zijn om klager niet over te plaatsen. Overigens is het niet de verwachting dat klager nog zal worden verhoord door de politie.

Verzocht wordt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij zich nog in voorlopige hechtenis bevindt. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek, omdat het onderzoek nog in volle gang is en klager nog regelmatig zal moeten worden verhoord. Klager is momenteel conform artikel 24, eerste lid, van de Regeling geplaatst.

Ten aanzien van klagers eigen veiligheid lijken de bedreigingen vooral te zijn gericht tegen klagers familie en voort te komen uit de (familie)kring van het slachtoffer. Hierin wordt onvoldoende aanleiding gezien om klager over te plaatsen, omdat niet is gebleken dat klager zelf in de locatie Roermond gevaar loopt. Het GRIP is erop gericht om dreigingen vroegtijdig in het vizier te krijgen, zodat de veiligheid van alle gedetineerden kan worden gegarandeerd. Op 20 januari 2022 heeft de inrichting de informatie van het GRIP doorgestuurd, waaruit blijkt dat enkel in het begin van klagers detentie geruchten waren over mogelijke represailles. De argumenten waaruit de dreiging jegens klager in de locatie Roermond dan wel in de gehele regio (Zuid-)Limburg zou moeten blijken, zijn weinig concreet en geven op dit moment onvoldoende aanleiding om klager over te plaatsen. Op 3 maart 2022 is klager in het multidisciplinair overleg besproken. Hieruit blijkt dat klager zich vrij door de inrichting beweegt en meedoet aan het dagprogramma. Dit gedrag komt niet overeen met wat men normaliter ziet bij gedetineerden die zich niet veilig voelen.

Ten aanzien van de aangevoerde bezoekproblematiek geldt dat klager dit niet nader heeft onderbouwd. Niet is duidelijk waarom klagers familie niet naar de locatie Roermond kan afreizen. Uit de bezoekerslijst blijkt daarnaast dat klager wekelijks bezoek ontvangt van zijn partner en dat ook zijn ouders op bezoek zijn geweest.

Nu klager het gestelde gevaar onvoldoende heeft aangetoond en hij ook niet is verstoken van bezoek, kan niet worden gesproken over bijzondere omstandigheden die een afwijking op het plaatsingsbeleid rechtvaardigen. Het strafrechtelijk belang prevaleert in onderhavig geval boven het persoonlijke belang van klager. Indien klager wenst te worden overgeplaatst naar de PI Nieuwegein, nu het verzoek tot overplaatsing naar de locatie De Schie inmiddels achterhaald zou zijn, kan klager daartoe een nieuw overplaatsingsverzoek indienen.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

Klagers situatie

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de locatie Roermond. Hij wil(de) graag worden overgeplaatst naar het HVB van de locatie De Schie, omdat hij zich onveilig voelt in de locatie Roermond. Ook kan hij dan makkelijker en vaker bezoek ontvangen van zijn familie.

De reikwijdte van het beroep

In beroep heeft klager te kennen gegeven zijn verzoek qua inrichting te willen wijzigen naar – bij voorkeur – de PI Nieuwegein, in verband met de gewijzigde woonplaats van zijn partner. In onderhavige procedure is evenwel slechts de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar het HVB van de locatie De Schie aan de orde. Indien klager wenst te worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Nieuwegein of een HVB van een andere inrichting, dan kan hij daartoe een nieuw verzoek indienen.

De regelgeving

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager is momenteel gedetineerd in de locatie Roermond, die is gelegen in het arrondissement van vervolging. Klager heeft echter verzocht om een overplaatsing naar een inrichting die buiten het arrondissement van vervolging is gelegen. In dat geval moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden om te kunnen oordelen dat verweerder klagers verzoek had moeten honoreren.

De overwegingen van de beroepscommissie

Met betrekking tot de namens klager aangevoerde bezoekproblematiek van zijn familie overweegt de beroepscommissie dat deze gestelde bezoekproblematiek onvoldoende is onderbouwd. Klager heeft slechts in het algemeen de reistijd vermeld en aangegeven dat zijn ouders kampen met enkele medische ongemakken en niet kapitaalkrachtig zijn. Daarnaast geldt dat klager niet is verstoken van bezoek.

Met betrekking tot het namens klager aangevoerde dreigingsgevaar in de locatie Roermond overweegt de beroepscommissie als volgt.

Klagers eigen veiligheid in de locatie Roermond zou in het geding zijn geraakt, vanwege de strafzaak waarin hij verdachte is. Er zou volgens klager ‘een prijs op zijn hoofd staan’. Ter onderbouwing daarvan heeft klager in beroep twee e-mailberichten van zijn (voormalig) advocaat, waarvan één gericht aan de casemanager in de locatie Roermond en één gericht aan de locatie Roermond en de officier van justitie, en twee anonieme verklaringen van medegedetineerden overgelegd.

Uit de informatie van het GRIP (bij verweerder binnengekomen op 20 januari 2022) volgt dat contact is opgenomen met het OM en de politie. Deze gaven aan dat er op dat moment geen concrete aanwijzingen waren voor een actuele dreiging. Wel zouden bij de aanvang van klagers detentie geluiden rond zijn gegaan over vermeende wraakgevoelens vanuit de kring van het slachtoffer. Deze informatie is vervolgens opgepakt en in behandeling genomen door het ‘Stelsel Bewaken en Beveiligen’, dat ten tijde van de uitgebrachte informatie door het GRIP volgens het OM en de politie nog geen concrete dreiging heeft waargenomen. Uit het selectieadvies van 3 januari 2022 en het multidisciplinair overleg van 3 maart 2022 volgen voorts geen signalen dat klager is of wordt bedreigd. Klager zou zich vrijelijk door de inrichting bewegen en deelnemen aan het dagprogramma.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is op basis van de informatie van het GRIP – waarin mede informatie vanuit het OM, de politie en het ‘Stelsel Bewaken en Beveiligen’ is betrokken – en op basis van de informatie vanuit de inrichting onvoldoende aannemelijk geworden dat klager vanwege veiligheidsredenen dient te worden overgeplaatst. De namens klager in beroep overgelegde stukken die ter onderbouwing van het gestelde dreigingsgevaar jegens hem dienen (anders dan dat zijn naasten bij de politie hebben gemeld dat zij zich bedreigd voelen), zijn naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende concreet dan wel niet of onvoldoende verifieerbaar om te kunnen oordelen dat verweerder bij de bestreden beslissing niet had mogen of kunnen uitgaan van de informatie van het GRIP en de inrichting.

De conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Van een schending van artikel 8 van het EVRM of van artikel 38 van de Pbw is niet gebleken. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 28 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven