Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22233/GA, 25 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/22233/GA        

Betreft [klager]

Datum 25 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van een postpakket.

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 6 juli 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (DC-2021-83). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. I. Wudka, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het DC Rotterdam in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Aannemelijk wordt geacht dat het postpakket is aangeboden aan het DC Rotterdam en dat dit postpakket vervolgens is teruggegeven aan PostNL, omdat de afzender onbekend was. Het niet accepteren van een postpakket is een beslissing van de directeur. Klager is derhalve onterecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn standpunt in beroep kenbaar te maken.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van het beklag

Ingevolge artikel 36, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) draagt de directeur zorg dat – voor zover hier van belang – de niet uitgereikte poststukken voor diens rekening worden gezonden aan de verzender of een door de gedetineerde op te geven adres. De klacht ziet op de omstandigheid dat de retourzending van het niet aan klager uitgereikte postpakket klagers familie niet heeft bereikt en dus binnen de inrichting zou zijn kwijtgeraakt. Gelet op voornoemd artikel is derhalve sprake van een beklagwaardige beslissing van de directeur waartegen beklag openstaat. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.

Inhoudelijke beoordeling

Voor zover klager in de beklagprocedure heeft aangevoerd dat het postpakket zich volgens de inlichtingen van PostNL nog binnen het DC Rotterdam bevindt, merkt de beroepscommissie op dat voorgaande niet is onderbouwd door het overleggen van enige stukken die dit kunnen aantonen, zoals een track-and-tracedocument, en ook niet anderszins. De directeur heeft in zijn verweerschrift weersproken dat het postpakket zich nog binnen het DC Rotterdam bevindt: uit het registratiesysteem Tulp komt naar voren dat het postpakket op 1 januari 2021 retour is gestuurd en bovendien heeft het personeel uitgezocht dat het postpakket zich niet binnen de inrichting bevindt. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur het niet uitgereikte postpakket niet retour heeft gezonden. Derhalve is niet gebleken dat de directeur zijn zorgplicht – die voortvloeit uit artikel 36, vijfde lid, van de Pbw – jegens klager heeft niet heeft nageleefd. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 25 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven