Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3124/TA, 25 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3124/TA

betreft: [klager] datum: 25 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 5 november 2007 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], stafjurist. Aanwezig was verder [...], behandelcoördinator van
klager.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde,
a) de omstandigheid dat klager in de locatie Nijmegen minder beloning/ziektegeld ontvangt dan in de locatie Vught (klachtnummers kp07/135 en 155), en
b) het op de afdeling moeten verblijven totdat er licht werk beschikbaar is (klachtnummer kp07/156).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Daarbij heeft de beklagcommissie bepaald dat het hoofd van de inrichting klager met terugwerkende kracht vanaf 10 januari 2007 dient aan te
merken als arbeidsongeschikt.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klachtonderdeel a) ziet op de invulling van het beloningsysteem voor het verrichten van opdrachten en werkzaamheden binnen de verschillende locaties van de inrichting, wat mogelijk niet beklagwaardig is. De beklagcommissie geeft echter, zonder de
inrichting daarover te horen, een andere invulling aan dit klachtonderdeel, namelijk het arbeidsvermogen van klager. Daarbij betrekt zij een andere beklagzaak (klachtnummer kv07/16), terwijl die zaak (naast vele andere beklagzaken) nog liep en de
inrichting in die zaak nog nadere informatie over klagers arbeidsvermogen diende te geven. De inrichting ging er van uit dat sprake moest zijn van het bij vergissing verwisselen van zaken op grond waarvan een foutieve uitspraak is gedaan. Nadat klager
de inrichting op 19 november 2007 om een vergoeding voor ten onrechte niet erkende ziektedagen had verzocht, heeft de inrichting direct beroep aangetekend. Het beroep is te laat ingediend, maar dat is in het licht van het vorenstaande verschoonbaar te
achten. Tevens is de inrichting van mening dat de beklagcommissie niet zo’n verstrekkend oordeel over arbeidsongeschiktheid mag geven. Bovendien stelt klager zich op basis daarvan op het standpunt dat hij nooit meer hoeft te werken, terwijl dit juist
een belangrijk onderdeel van zijn therapieprogramma betreft en het door hem te verrichten werk op zijn medische klachten is afgestemd.
Naar het oordeel van de inrichting kan klager niet als arbeidsongeschikt worden aangemerkt. De beklagcommissie kan hooguit hebben bedoeld dat klager voor de duur van zijn verblijf in de locatie Vught vanaf 10 januari 2007 op basis van het emailbericht
van 16 april 2007 van de huisarts van de locatie Vught een vergoeding mocht ontvangen zonder dat hij daarvoor werkzaamheden had uitgevoerd. Klager heeft op basis van het Vughtse beloningsysteem vanaf 10 januari 2007 per week een beloning van € 39,95
ontvangen (in Vught kan 17 uur per week worden gewerkt) totdat hij op 30 mei 2007 naar de locatie Nijmegen is overgeplaatst.
Over klagers arbeidsvermogen in de locatie Nijmegen kon de beklagcommissie niet oordelen, omdat de inrichting daarover toen nog geen inlichtingen had verstrekt. In de locatie Vught kan 17 uur per week worden gewerkt en is minder werk beschikbaar, dat
bovendien fysiek zwaarder is dan in de locatie Nijmegen. In verband met de extra therapietijd in de locatie Nijmegen kunnen en mogen patiënten daar minimaal 10 uur per week werken. Vooral vanwege de uitgebreide mogelijkheden in Nijmegen voor
laagdrempelig, flexibel uit te voeren en licht werk, is voor klager in die locatie een op zijn situatie aangepast programma opgesteld van 10 uur werkzaamheden per week.
In verband met aanhoudend drugsgebruik en de daarmee samenhangende beperking om aan groepsactiviteiten deel te nemen, heeft klager langdurig niet kunnen werken. Per abuis heeft hij wel 10 uur per week beloning ontvangen, die afhankelijk van de
uitspraak
van de beroepscommissie mogelijk zal worden teruggevorderd. Op 15 november 2007 bleek klager niet langer positief op drugsgebruik en kon hij weer aan het werk. Hij meldde zich echter de volgende dag ziek bij de medische dienst, wat niet resulteerde in
een door klager gewenste ziekmelding door de verzuimconsulent.
Klagers somatische klachten en geestelijke stoornis zijn vervolgens grondig beoordeeld door de medische dienst, de behandelcoördinator en het behandelteam. Dit heeft geleid tot een weloverwogen oordeel over klagers vermogen tot het verrichten van
aangepaste werkzaamheden. Dit is neergelegd in de brief van 29 november 2007 aan klager, die thans ter zitting wordt overgelegd.
De inrichting is dan ook van mening dat klager in de locatie Nijmegen aangepast werk kon en kan verrichten en als zodanig niet structureel recht op ziektegeld heeft als bedoeld in het beloningsysteem.
De inrichting is het er niet mee eens dat klachtonderdeel b) gegrond is verklaard, terwijl onduidelijk is waar die klacht op ziet.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is in beklag gegaan omdat hij in de locatie Nijmegen minder geld ontvangt dan in de locatie Vught. Dit komt omdat hij in de locatie Nijmegen maar 10 uur per week kan werken, terwijl in de locatie Vught 17 uur per week kan worden gewerkt.
Na 10 januari 2007 heeft hij elke week contact met de huisarts gehad. Het is terecht dat de beklagcommissie de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid heeft bepaald op de datum dat de huisarts een verwijzing naar de internist noodzakelijk achtte.
In 2007 is voor de eerste keer vastgesteld dat hij hepatitis-C heeft. Zijn medisch dossier over de periode 2004-2006 is verdwenen. Hij loopt al sinds de negentiger jaren bij de pijnpoli wegens chronische pijn. Hij toont de voorzitter een brief
daarover.
De sociale dienst van Rotterdam heeft hem in 2001 afgekeurd voor arbeid op een sociale werkplaats. Het desbetreffende dossiernummer is 2728620001. Hij heeft in verscheidene huizen van bewaring gezeten. Hij is daar altijd, het huis van bewaring te
Utrecht uitgezonderd, als arbeidsongeschikt aangemerkt. Een tegen zijn arbeidsgeschiktheidsverklaring in Utrecht ingediende klacht heeft hij ingetrokken, omdat hij naar Vught werd overgeplaatst.
De beklagcommissie heeft terecht geoordeeld dat klager arbeidsongeschikt is. Aan zijn medische situatie is niets veranderd.

3. De beoordeling
Het hoofd van de inrichting kan ondanks de overschrijding van de termijn voor het indienen van beroep in het beroep worden ontvangen, nu redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. De beroepscommissie acht de door de
inrichting aangevoerde verwarring over de uitspraak van de beklagcommissie alleszins aannemelijk, nu de onderhavige klachten betrekking hebben op de lagere beloning in de locatie Nijmegen dan in de locatie Vught en de beklagcommissie een verdergaande
uitspraak heeft gedaan op basis van informatie met betrekking tot een andere, op dat moment nog lopende beklagzaak (kv 07/16), waarin de inrichting nog nadere inlichtingen diende te verstrekken.

De beroepscommissie gaat er van uit dat de beklagcommissie de klachtonderdelen a) en b) samengevoegd heeft behandeld als één klacht, gezien de vermelding van klagers standpunt in haar uitspraak dat de arts klager geschikt acht voor het verrichten van
lichte arbeid, dat de inrichting daarin niet kan voorzien en dat klager als gevolg daarvan minder ziektegeld dan voorheen ontvangt.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagcommissie daarmee klagers klacht te ruim opgevat, namelijk als mede gericht tegen het oordeel dat hij in staat is licht werk te verrichten.
Zoals blijkt uit de klaagschriften en klagers verklaringen ter zitting van de beklagcommissie zien klagers klachten echter op de hoogte van de beloning voor het aantal uren dat hij in de locatie Nijmegen kan werken dan wel de hoogte van de vergoeding
voor het aantal uren dat hij niet kan werken. Klager heeft deze lezing ter zitting van de beroepscommissie bevestigd.
Reeds om die reden kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie derhalve vernietigen en doen wat de beklagcommissie had behoren te doen. Zij zal derhalve in beroep het beklag over het verschil in de hoogte van de bedoelde vergoeding beoordelen.

Namens het hoofd van de inrichting is de beklagwaardigheid van het verschil in de hoogte van beloning voor werkzaamheden in de verschillende locaties van de inrichting betwist.
Ter zitting is namens het hoofd van de inrichting aangegeven dat het verschil in de hoogte van de beloning voor werk dan wel ziektegeld heeft te maken met de omstandigheid dat klager in de locatie Vught 17 uur per week kon werken en dat voor klager in
de locatie Nijmegen een op zijn situatie aangepast programma van 10 uur werkzaamheden per week is opgesteld. In verband met de extra therapietijd in de locatie Nijmegen kunnen en mogen patiënten daar minimaal 10 uur per week werken.
De klachten zien daarmee niet op algemeen in de inrichting geldende regelgeving, maar op een ten aanzien van klager op grond van die regelgeving genomen beslissing die naar zijn mening een schending inhoudt van zijn recht op vergoeding als bedoeld in
artikel 46 Bvt. Dit is beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid, aanhef en onder e, Bvt.

De omstandigheid dat klager in de locatie Nijmegen minder uitbetaald krijgt dan in de locatie Vught heeft uitsluitend te maken met het geringer aantal voor het verrichten van werkzaamheden beschikbare uren in de locatie Nijmegen en met het feit dat een
op klagers situatie aangepast programma van 10 uur werkzaamheden per week is opgesteld. Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de door klager ontvangen lagere vergoeding per week een schending van klagers recht op vergoeding als
bedoeld
in artikel 46 Bvt oplevert. Het beklag zal derhalve alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. J.R. van Veldhuizen en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven