Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26332/GV, 13 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:13-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/26332/GV    

          

Betreft [klager]

Datum 13 april 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 maart 2022 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager ondergaat een door de Belgische rechter opgelegde gevangenisstraf van 3285 dagen met aftrek, wegens deelneming aan een criminele organisatie, valsheid in geschrifte, gekwalificeerde diefstal en handelen in strijd met de Opiumwet. Deze straf is overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten, naar aanleiding waarvan klager sinds 21 oktober 2021 in Nederland is gedetineerd. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 6 oktober 2024.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van veertien dagen, dan wel van enkele dagen, om zijn dochter en pasgeboren kleinkind te bezoeken. Zijn dochter zal binnenkort bevallen van haar eerste kind. Het is voor klagers dochter belangrijk dat hij haar na de geboorte kan ondersteunen en dat hij zijn kleinkind kan ontmoeten. Dat heeft ook de verloskundige namens zijn dochter verwoord in de overgelegde brief van 8 maart 2022.

Regelgeving en beoordelingskader

Volgens artikel 1, aanhef en onder e, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) wordt onder ‘kind’ verstaan: het kind van de gedetineerde, alsmede het stiefkind, pleegkind, kind van de levenspartner of kleinkind.

In artikel 34 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

In artikel 36 van de Regeling is – voor zover hier relevant – bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde en de gevallen als bedoeld in artikel 23.

Op grond van artikel 23 van de Regeling kan verlof worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner, kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde.

Een strafonderbreking kan ook op andere, niet in de Regeling genoemde gronden worden toegekend, maar dat dient eveneens noodzakelijk te zijn in de betekenis van de Regeling.

Overwegingen van de beroepscommissie

Naar het oordeel van de beroepscommissie is in dit geval geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een strafonderbreking kan worden gerechtvaardigd. Deze bijzondere omstandigheden kunnen onvoldoende worden gevonden in de psychische of emotionele impact van klagers strafzaak, het ontbreken van fysiek contact vanwege zijn detentie en de impact van de negatieve publiciteit rondom de persoon van klager op zijn dochter. Hierbij betrekt de beroepscommissie dat het niet gaat om de bevalling van de levenspartner en dat klager heeft aangegeven dat verlofverlening op grond van artikel 23 van de Regeling niet de aanleiding is van het verzoek. Ook anderszins is niet gebleken van een noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking.

Gezien het voorgaande kon verweerder zich, mede naar aanleiding van het negatieve advies van de directeur van de inrichting waar klager verblijft, in redelijkheid op het standpunt stellen dat het verlenen van strafonderbreking (voor kortere of langere duur) niet noodzakelijk is. De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 13 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven