Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22364/GB, 3 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           21/22364/GB

Betreft               [klager]

Datum               3 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Detentiecentrum (DC) Schiphol.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 13 juli 2021 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump, en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers familie woont in Lelystad en kan hem door de afstand niet bezoeken. Klagers zusje is twee keer op bezoek geweest. Zijn vriendin uit Hillegom wat vaker, maar dat gaat niet meer lukken. Zij heeft een uitkering en houdt na betaling van haar vaste lasten nauwelijks geld over om van te leven. Klager geeft een overzicht van haar inkomsten en uitgaven. Ze leent nu geld om langs te komen, maar dat gaat in de toekomst niet meer lukken. Geld lenen levert veel stress voor haar op. Klager heeft geen inkomen meer en kan niet bijdragen. Daarnaast kost een bezoek ook heel veel tijd. Het DC Schiphol is voor klagers vriendin en familie beter bereisbaar.

Bezoek is van groot belang voor klager, zijn vriendin en zijn familie. Hij heeft hun steun hard nodig om in detentie overeind te kunnen blijven. Daarom komt klagers vriendin, ondanks de afstand en reiskosten, alsnog regelmatig op bezoek. Dat maakt echter niet dat er geen echte bezoekproblemen zijn.

De inrichting adviseert positief ten aanzien van klagers verzoek. Hij gedraagt zich netjes volgens de regels.

Er is op 7 december 2021 een ontzegging van bezoek van klagers vriendin uitgesproken, maar dat is niet relevant voor onderhavige bestreden beslissing. Tegen de ontzegging is ook beklag ingesteld en de directeur heeft aangegeven dat er bij die besluitvorming fouten zijn gemaakt.

Anders dan verweerder stelt, wordt klager vervolgd in het arrondissement Overijssel en is hij geplaatst in het arrondissement Gelderland. Klager was dus al niet geplaatst in het arrondissement van vervolging.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klager is voor het arrondissement Overijssel preventief gehecht in de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen. Dat is een goede regionale plaatsing geweest. Naar het oordeel van verweerder is er geen sprake van bijzondere omstandigheden. Klagers vriendin woont in Hillegom, zijn familie in Lelystad en hij wenst geplaatst te worden in het DC Schiphol. Op 7 december 2021 is middels een mededeling de vriendin voor drie maanden de toegang tot de inrichting ontzegd wegens onacceptabel gedrag. Buiten het feit dat op dit moment bezoek van haar aan klager niet mogelijk is, is zij in staat om klager regelmatig te bezoeken. Het is begrijpelijk dat de reisafstand van Lelystad naar Zutphen aanzienlijk is, maar niet onoverkomelijk. Bezoekproblemen zijn inherent aan detentie.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is inmiddels op 14 februari 2022 veroordeeld. Hij kan dus niet meer worden geplaatst in het HVB van zijn voorkeur, omdat een HVB bestemd is voor gedetineerden vóór veroordeling in eerste aanleg. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Klager verbleef ten tijde van het indienen van het verzoek in het HVB van de PI Achterhoek te Zutphen. Hij wilde graag worden overgeplaatst naar het HVB van het DC Schiphol, omdat bezoek in Zutphen voor klagers vriendin en familie te veel tijd en geld kost.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager werd vervolgd in het arrondissement Overijssel. Hij verbleef in de PI Achterhoek in het arrondissement Gelderland. Dit is niet het arrondissement van vervolging, maar wel dichterbij gelegen dan het DC Schiphol, waar klager naar overgeplaatst wilde worden.

De afstand tussen Hillegom en Zutphen is aanzienlijk. Toch kwam klagers vriendin in de PI Achterhoek regelmatig op bezoek. Klager was dus niet verstoken van bezoek. Op grond van de overgelegde financiële gegevens is echter voldoende inzichtelijk geworden welke financiële problemen voor klagers vriendin gepaard gingen met het bezoeken van klager in Zutphen. Zij leeft van een uitkering en na het betalen van haar lasten, die in beroep zijn gespecificeerd, was er geen geld over om klager te bezoeken. Daarom moest zij geld lenen om klager te kunnen bezoeken.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Omdat klager niet meer naar het HVB van zijn voorkeur kan worden overgeplaatst, zal de beroepscommissie verweerder niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. Nu klager van 13 juli 2021 tot en met 14 februari 2022 ten onrechte niet in het HVB van het DC Schiphol heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €280,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €280,-.

Deze uitspraak is op 3 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven