Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23893/TA en 21/23914/TA, 7 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummers         21/23893/TA en 21/23914/TA

Betreft              [klager]                                                   

Datum              7 april 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) en [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de inbeslagname en het niet meer aanwezig mogen hebben op zijn kamer van een deel van zijn inventaris - een elektrisch bed, een bureaustoel, twee kastjes en zeven dozen privéspullen - en tegen de verplichting om de in beslag genomen voorwerpen uit te voeren en de daarmee gepaard gaande opslagkosten.

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 15 oktober 2021 het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van €125,- (RV 2021-153). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling en klager hebben tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager en zijn raadsman  mr. C.J.J. Kwint, gehoord op de digitale zitting van 4 februari 2022.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

De inbeslagname van voorwerpen op klagers kamer heeft plaatsgevonden op 27 februari 2021. Pas op 4 mei 2021 heeft klager daarover een klacht ingediend. De beklagcommissie heeft klager daarom ten onrechte in zijn klacht ontvangen.

Het beroep richt zich verder enkel tegen het oordeel over de gevolgen van het beleid, nu de beklagcommissie heeft geoordeeld dat de instelling gerechtigd was om haar inventarisbeleid te wijzigen. De instelling vindt niet dat klager onevenredig zwaar wordt getroffen door de gevolgen van het per 1 januari 2021 gewijzigde beleid of dat daaraan onvoldoende aandacht is besteed.

De wijziging van het beleid houdt in dat elke kamer wordt voorzien van een vaste inventaris. Op de kamers was een wildgroei aan spullen ontstaan waardoor de algemene orde en veiligheid binnen de instelling in het geding was. Op de vaste kamerinventaris zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld op basis van medische gronden. De instelling is in het geval van klager niet bekend met een medische indicatie of een andere reden voor een elektrisch bed. Klager heeft het elektrische bed vanuit een andere instelling mogen invoeren.

De instelling heeft geen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van klager. Klager kon de inbeslaggenomen goederen geruime tijd zonder extra kosten opslaan, alvorens deze uit te voeren. Na de inbeslagname bleef klager eigenaar van de voorwerpen. Onder deze omstandigheden acht de instelling een (financiële) compensatie niet aangewezen.

Door de aanzienlijke verruiming van de uitvoer- en opslagtermijnen en de kosteloze opslag

heeft de instelling de gevolgen van het beleid proberen te beperken. De instelling heeft hierbij nadrukkelijk niet gekozen voor een uitsterfbeleid voor de vaste inventaris. De vaste inventaris (waaronder stoelen, bedden en kasten) heeft doorgaans een lange levensduur. De risico’s zouden daardoor nog lange tijd blijven bestaan. Een uitsterfbeleid voor vaste inventaris was dan ook niet verantwoord.

Een beleidswijziging omvat nooit alleen de aanpassing van de (huis)regels, maar ook altijd de praktische uitvoering en de gevolgen daarvan. De instelling benadrukt dat zij gerechtigd is om haar beleid aan te passen en dat een wijziging van het beleid en de daaruit voortvloeiende gevolgen geen beslissing is in de zin van artikel 56 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) waartegen beklag openstaat. Klager dient (ook) daarom alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.

Standpunt van klager

Ter zitting heeft klagers raadsman over de ontvankelijkheid naar voren gebracht dat geen sprake is van een beklag tegen algemene regels, omdat klager eerder van de instelling toestemming heeft gekregen voor de aanwezigheid op zijn kamer van de betreffende goederen. Gelet op RSJ 5 november 2020, R-20/6860/JZ, is een beklag ontvankelijk als het gaat om de gevolgen van de toepassing van gewijzigd beleid.

Klager heeft de goederen eerder met toestemming van de instelling ingevoerd. Nu kan hij zijn spullen niet meer gebruiken. Hij wordt beperkt in zijn gebruiksrecht. Klager heeft geen netwerk waarnaar hij zijn spullen kan uitvoeren. Hij wordt hierdoor onevenredig in zijn belangen geschaad. De opslag kost hem veel geld. Klager heeft de aankoopbonnen van de inbeslaggenomen goederen nog. Hij heeft in totaal €1.422,- voor de spullen betaald. Klager heeft last van kapotte knieën en chronische pijn in zijn schouder. Het elektrische bed heeft hij met toestemming van de instelling meegenomen vanuit een andere instelling. Klager betwist dat hij tijdig en op juiste wijze over de beleidswijziging is geïnformeerd.

 

3. De beoordeling

Met ingang van 1 januari 2021 zijn de huisregels over de kamerinventaris aangepast. Patiënten krijgen een vaste inventaris toegewezen. De eigen inventaris dient te worden uitgevoerd. Naast de vaste inventaris bestaat de mogelijkheid om de kamer in te richten met een optionele inventaris die via de kliniek kan worden aangeschaft. Voor de eigen inventaris die gelijk is aan de optionele inventaris geldt een uitsterfbeleid, inhoudende dat de eigen optionele inventaris mag worden behouden totdat deze moet worden vervangen of wordt uitgevoerd. In bijlage 1 bij de huisregels (‘Regels voor het inrichten van uw kamer’) staat onder 1 en 2 vermeld waaruit respectievelijk de vaste en optionele inventaris mag bestaan.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de reden van de aanpassing van de huisregels over de kamerinventaris is dat een patiëntenkamer uit veiligheidsoverwegingen altijd goed toegankelijk, begaanbaar en controleerbaar moet zijn. In de loop van de jaren was er een wildgroei ontstaan in de inrichting van de kamers, wat ertoe heeft geleid dat patiëntenkamers niet meer altijd goed te controleren waren en de veiligheidsregels niet meer te allen tijde in acht konden worden genomen. Daardoor namen de risico’s op de aanwezigheid van contrabande en het ontstaan van brand toe.  

De verpleegden zijn vóór invoering van de nieuwe regels in huiskamergesprekken, gesprekken met de persoonlijk begeleider en door uitreiking van de nieuwe huisregels geïnformeerd. Voorwerpen uit de kamerinventaris die niet voldoen aan het nieuwe inventarisbeleid konden na inbeslagname in de kliniek – uiteindelijk kosteloos – worden bewaard alvorens zij vóór 1 januari 2022 moesten worden uitgevoerd.

Ingevolge artikel 16, eerste lid, Bvt zorgt het hoofd van de instelling ervoor dat de persoonlijke verblijfsruimte van de verpleegde behoorlijk is ingericht.

Die verplichting is nader uitgewerkt in de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen (Stcrt. 2001, 7). Artikel 11 van die regeling bepaalt waarmee de persoonlijke verblijfsruimte ten minste is ingericht:

a. een spiegel;

b. een kast;

c. een tafel;

d. een stoel;

e. een aan de wand bevestigd prikbord of vergelijkbare voorziening;

f. een bed;

g. twee contactdozen.

 

Ingevolge artikel 44, tweede lid, Bvt kan in de huisregels worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de instelling of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien het bezit een gevaar kan opleveren voor de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor a) de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen of b) de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling, dan wel voor zover zich dit niet verdraagt met de aansprakelijkheid van het hoofd van de instelling voor de voorwerpen.

Ingevolge artikel 44, derde lid, Bvt kan het hoofd van de instelling bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp, niet behorende tot de soorten voorwerpen, bedoeld in het tweede lid, niet in zijn persoonlijke verblijfsruimte mag plaatsen of bij zich mag hebben, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de belangen genoemd in het tweede lid.

Gelet op enerzijds de in artikel 16, eerste lid, Bvt bedoelde zorgplicht ten aanzien van de persoonlijke verblijfsruimte en de aan deze ruimte te stellen nadere eisen en anderzijds het bepaalde in artikel 44, tweede en derde lid, Bvt, is de wijziging van het beleid naar het oordeel van de beroepscommissie niet strijdig met enige wet of hogere regelgeving. Aannemelijk is geworden dat er door de ontstane wildgroei in de inrichting van de kamers van de verpleegden een onveilige situatie en een vergroot risico op contrabande waren ontstaan. De aangehaalde regelgeving houdt in dat het hoofd van de instelling, als de orde en veiligheid in de inrichting daarmee is gediend, de nodige vrijheid wordt gelaten om op het niveau van de huisregels eisen te stellen aan de inrichting van patiëntenkamers en zo nodig daartoe het eigendomsrecht te beperken. Dat wat klager heeft aangevoerd over de manier waarop hij over het nieuwe beleid is geïnformeerd is – wat daar verder ook van zij – onvoldoende voor een ander oordeel.

Op 27 februari 2021 zijn het elektrische bed, een bureaustoel, twee kastjes en zeven dozen privéspullen van klager in beslag genomen. Op 4 mei 2021 heeft klager zijn klacht ingediend.

De beklagcommissie heeft overwogen dat klagers beklag, voor zover dat is gericht tegen de beslissing tot inbeslagname op 27 februari 2021, buiten de in artikel 58, vijfde lid, Bvt voorgeschreven beklagtermijn van zeven dagen is ingediend. De beklagcommissie heeft echter terecht overwogen dat het beklag ook betrekking heeft op (de beslissing tot) het voortduren van het beslag en de opslag en uitvoer van de spullen. Het betoog van het hoofd van de instelling dat klager niet binnen zeven dagen na de inbeslagname beklag heeft ingediend en dat hij daarom (alsnog) in zijn beklag niet ontvankelijk moet worden verklaard, kan om die reden niet slagen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagcommissie klager niet ten onrechte ontvangen in zijn klacht, ook al is de wijziging van het in de huisregels neergelegde beleid over de inrichting van patiëntenkamers op zich geen beslissing in de zin van artikel 56 Bvt waartegen beklag openstaat. Klager kan niet langer gebruikmaken van de in beslag genomen voorwerpen die zijn eigendom zijn en die hij eerder met toestemming van het hoofd van de instelling met het oog op de inrichting van zijn kamer heeft ingevoerd.

De beklagcommissie heeft vanwege het ontbreken van een compensatieregeling en uitsterfbeleid voor de vaste inventaris, waartoe de onder klager in beslag genomen voorwerpen vallen, de gevolgen voor klager – die zijn spullen niet naar zijn netwerk kan uitvoeren – als onevenredig bestempeld.

Wat namens het hoofd van de instelling in beroep is aangevoerd, dwingt niet tot een ander oordeel.

Niet is gebleken dat er voor klager een medische indicatie was voor het elektrische bed. Wat klager in beroep over zijn lichamelijke klachten naar voren heeft gebracht kan daarom evenmin tot gegrondverklaring van zijn beroep leiden.

De beroepscommissie ziet geen reden de financiële tegemoetkoming van €125,- naar boven of beneden bij te stellen. Van belang hierbij is dat uiteindelijk geen kosten voor de tijdelijke opslag in rekening zijn gebracht en dat klager tot 1 januari 2022 de tijd heeft gekregen om zijn spullen uit te voeren. Omdat klager eigenaar blijft van de in beslag genomen voorwerpen is er onvoldoende aanleiding de tegemoetkoming te baseren op de geschatte dagwaarde. Los van die schatting echter acht de beroepscommissie de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming passend en geboden voor het door klager ondervonden ongemak.

Beslist wordt daarom als volgt.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart zowel het beroep van het hoofd van de instelling als het beroep van klager ongegrond.

Deze uitspraak is op 7 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven