Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23241/GB, 12 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer           21/23241/GB

Betreft               [Klager]

Datum               12 april 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 10 september 2021 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. G.J. Woodrow en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

De Wet straffen en beschermen

Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021 is de ZBBI als zodanig verdwenen. In plaats daarvan is de BBA gekomen. De beroepscommissie heeft in RSJ 28 juni 2021, 21/21661/GB, overwogen dat verweerder ook ná 1 juli 2021 in diens beslissingen op verzoeken tot plaatsing in een ZBBI dient na te gaan of de gedetineerde daarvoor reeds vóór 1 juli 2021 in aanmerking kwam, mits de gedetineerde dit verzoek tijdig (dus in elk geval vóór 1 juli 2021) bij de directeur of bij verweerder heeft gedaan. Als dat het geval is, dienen ook deze gedetineerden – middels een selectiebeslissing voor een ZBBI – in aanmerking te komen voor het overgangsrecht en aldus van rechtswege in een BBA te worden geplaatst.

De bestreden beslissing

Klager is sinds 22 januari 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek, wegens afpersing. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 februari 2023.

Op grond van artikel 2, eerste lid, (oud) van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een ZBBI gedetineerden worden geplaatst:

-    die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen;

-    aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die, als de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die, als de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-    die een strafrestant hebben van minimaal zes weken en maximaal zes maanden;

-    die zijn gepromoveerd.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij vóór 1 juli 2021 niet in aanmerking kwam voor plaatsing in een ZBBI en de ZBBI sindsdien als zodanig niet meer bestaat. Klager kwam blijkens het selectieadvies pas per 22 oktober 2021 in aanmerking voor een plaatsing in een ZBBI, in het kader van een stapeltraject. Klager zou voorts pas in aanmerking zijn gekomen voor het overgangsrecht als hij al vóór 1 juli 2021 in de ZBBI verbleef of had kunnen verblijven (vergelijk RSJ 28 juni 2021, 21/21661/GB). De bestreden beslissing is dan ook juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Voor zover door en namens klager wordt aangevoerd dat als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen sprake is van een gewijzigde (verzwarende) wijze van de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf die in strijd is met het legaliteitsbeginsel, geldt dat de beroepscommissie reeds in RSJ 28 juni 2021, 21/21661/GB, heeft overwogen dat zij het ook onwenselijk acht dat de rechter hier bij de strafoplegging geen rekening mee heeft kunnen houden, maar dat deze gewijzigde wijze van tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf niet zodanig is dat deze in strijd is met het legaliteitsbeginsel, zoals neergelegd in (onder meer) artikel 7, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Van strijdigheid zou pas sprake zijn wanneer door de wijzigingen feitelijk een andere straf ten uitvoer wordt gelegd dan die is opgelegd. Dat is niet het geval.

Als klager in een BBA wil worden geplaatst, kan hij daartoe een nieuw verzoek indienen bij verweerder.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 12 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven