Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24430/GB, 4 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           21/24430/GB

Betreft              [Klager]

Datum              4 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 21 september 2021 beslist klager over te plaatsen naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 18 november 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. F. Laros, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft bezwaar gemaakt tegen zijn overplaatsing naar de PI Grave, omdat hij al een groot gedeelte van zijn leven doorbrengt in hechtenis en daardoor al levenslang is gewend aan een situatie waarin hij zich niet veilig en thuis kan voelen. De PI Sittard is daarbij een vervanging van zijn ‘thuis’ geworden. Gelet op klagers psychische gesteldheid, zoals deze ook in het kader van zijn PIJ-maatregel is beoordeeld, dient te worden voorkomen dat klager zich emotioneel terugtrekt of down wordt en op die manier eventueel gaat zoeken naar manieren om te ontsnappen of om de discussie met anderen aan te gaan.

Er kan door de directeur van de PI Sittard geen zorgvuldige belangenafweging hebben plaatsgevonden. Immers, de selectiebeslissing is op 21 september 2021 genomen en direct aansluitend is klager overgeplaatst. Het was zorgvuldiger geweest als in ieder geval de bezwaartermijn was afgewacht alvorens er feitelijk tot de bestreden overplaatsing zou worden overgegaan. De selectiebeslissing had al veel eerder kenbaar moeten zijn geworden, zodat een andere wijze voor de selectie voor de PI Grave had kunnen worden ingezet. Het is namelijk niet ondenkbaar dat er gedetineerden met de overplaatsing in kwestie waren gediend en zich hiervoor vrijwillig hadden aangemeld. Daarnaast ziet het ernaar uit dat klager voor langere periode gedetineerd zal zijn. Niet wordt ingezien waarom er geen andere gedetineerden konden worden overgeplaatst die bijvoorbeeld een kortere detentie ondergaan.

Het is voorts onvoorstelbaar dat de bedrijfsvoering van de PI Sittard enkel zou kunnen worden gegarandeerd indien op zo’n acute manier een afdeling tijdelijk uit de capaciteit wordt gehaald. Deze omstandigheid wordt door verweerder op geen enkele manier onderbouwd, bewezen of uitgelegd. Welke noodzaak er is geweest en welke haast er was geboden, is volstrekt onduidelijk. In het kader van een overhaaste besluitvorming geldt ook dat klager de brief aangaande de selectiebeslissing niet heeft ontvangen en er om die reden een handtekening ontbreekt.

In het selectieadvies wordt gesteld dat klager valt onder “deze regeling”. Het is echter volstrekt onduidelijk wat hieronder wordt verstaan. Verder geldt dat klager niet aan (één van) de voorwaarden voldeed om in aanmerking te komen voor een overplaatsing naar de PI Grave. Klager komt niet uit de regio Grave en valt ook niet onder het arrondissement ’s-Hertogenbosch (de beroepscommissie begrijpt thans en verder: het arrondissement Oost-Brabant). Klager heeft juist binding met de regio Limburg (de beroepscommissie begrijpt thans en verder: het arrondissement Limburg), aangezien zijn familie en vrienden daar wonen en hij daar ook wordt vervolgd. Het ontvangen van bezoek van zijn familie en vrienden wordt door de overplaatsing ook bemoeilijkt.

Klager is inmiddels op eigen verzoek overgeplaatst naar de PI Dordrecht in verband met het ontvangen van bezoek van zijn vriendin, die in Terneuzen woont.

Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Bij beslissing van 13 december 2021 is klager conform zijn eigen verzoek geselecteerd voor het HVB van de PI Dordrecht. Sinds 29 december 2021 verblijft hij daar. Gelet hierop heeft klager geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden beslissing.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beroep

Nu verweerder klager bij beslissing van 13 december 2021 conform zijn eigen verzoek heeft geselecteerd voor het HVB van de PI Dordrecht en klager daar ook inmiddels verblijft, heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Reikwijdte van het beroep

Zoals reeds hiervoor is vermeld, verblijft klager inmiddels op eigen verzoek in de PI Dordrecht.  In onderhavige procedure is de beslissing om klager vanuit het HVB van de PI Sittard over te plaatsen naar het HVB van de PI Grave aan de orde. In dat kader zal de beroepscommissie in haar beoordeling enkel de periode vanaf klagers overplaatsing van de PI Sittard naar de PI Grave tot aan klagers overplaatsing naar de PI Dordrecht betrekken.

Klagers situatie

Klager verbleef in het HVB van de PI Sittard. Op 22 september 2021 is hij overgeplaatst naar het HVB van de PI Grave, omdat in de PI Sittard sprake was van een capaciteitstekort.

De regelgeving

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Limburg, het arrondissementsparket Maastricht. De PI Grave is gelegen in het arrondissement Oost-Brabant, terwijl de PI Sittard in het arrondissement Limburg ligt. De bestreden overplaatsing is dus niet conform de Regeling.

De overwegingen van de beroepscommissie

Uit de stukken volgt dat klagers overplaatsing tot stand is gekomen naar aanleiding van een overeenkomst tussen de PI Sittard, de PI Grave en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) om twintig gedetineerden vanuit het HVB van de PI Sittard over te plaatsen naar het HVB van de PI Grave, wegens een capaciteitstekort in de PI Sittard. Hierbij was het doel om (zo veel mogelijk) gedetineerden te selecteren die uit de regio Grave of het arrondissement Oost-Brabant komen en geen binding hebben met het arrondissement Limburg.

Hoewel de beroepscommissie een overplaatsing in verband met een capaciteitstekort op zichzelf niet onredelijk of onbillijk voorkomt en het in dat kader noemenswaardig is dat hierover tussen de betrokken inrichtingen en de DJI afspraken zijn gemaakt, geldt evenwel dat deze overeenkomst tot gevolg heeft gehad dat in klagers geval is afgeweken van het uitgangspunt uit artikel 24, eerste lid, van de Regeling. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.

Dergelijke bijzondere omstandigheden zouden kunnen worden gezien in de combinatie van het capaciteitstekort en het gegeven dat is getracht om voor de overplaatsing naar de PI Grave (zo veel mogelijk) gedetineerden te selecteren die uit die regio dan wel uit het arrondissement Oost-Brabant komen en geen binding hebben met het arrondissement Limburg. Uit het selectieadvies van de PI Grave van 19 november 2021 en de daarbij gevoegde registratiekaart volgt een vestigings- en verlofadres dat is gelegen in Eindhoven. Ten tijde van de bestreden beslissing stond klager volgens de inlichtingen van verweerder ingeschreven op een woonadres in Eindhoven. De beroepscommissie ziet geen reden om aan dat gegeven te twijfelen. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat klager uit het arrondissement Oost-Brabant afkomstig is en/of bij vrijheden en/of na zijn detentie daar terug zal keren.

Verweerder heeft tevens in redelijkheid kunnen concluderen dat klager geen binding heeft met het arrondissement Limburg, daar klager dit onvoldoende heeft onderbouwd. Hij heeft slechts in z’n algemeenheid gesteld dat hij dat heeft vanwege familie en vrienden die daar wonen en omdat hij zich in de PI Sittard ‘thuis’ voelt. Voor wat betreft het arrondissement Limburg is (ten overvloede) nog van belang dat klager niet naar de locatie Roermond kon worden overgeplaatst, in verband met de plaatsing daar van een medeverdachte.

De conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 4 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven