Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23352/GV, 4 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 Nummer           21/23352/GV

 Betreft              [klager]

Datum               4 april 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 september 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager acht het onbegrijpelijk dat zijn verzoek is afgewezen. Hij is actief geweest tijdens zijn detentie en heeft zijn zaken op orde. Hij zit in het plusprogramma, is zelfredzaam en heeft nooit een rapport of positieve urinecontrole gehad. Klager heeft veel meegemaakt tijdens zijn detentieperiode; hij is zijn moeder verloren, heeft driemaal een hartinfarct gehad en in het ziekenhuis gelegen. Daarnaast heeft hij achttien maanden geen contact gehad met zijn gezin door de coronamaatregelen. Klager wil zijn gezin graag laten wennen aan zijn aanwezigheid binnen het gezin en hen helpen tijdens een acht uur durend verlof.

Standpunt van verweerder

Klager wenst een deel van zijn kortdurend re-integratieverlof te gebruiken om tijd met zijn gezin door te brengen. Hier is dit verlof echter niet voor bedoeld. Bovendien is het ook mogelijk om binnen de muren van de inrichting aan dit verlofdoel te werken door middel van een vader-kinddag en/of regulier bezoek. Ook het bezoek aan de boekhouder kan binnen de muren van de inrichting worden bewerkstelligd. De noodzaak ontbreekt om de boekhouder buiten de inrichting te bezoeken. Dat geldt ook voor het bezoek aan de werkgever. Het betreft geen sollicitatiegesprek, maar het gaat om een ontmoeting met de werkgever. Klager is al aangenomen. Om die reden dient dit bezoek geen noodzakelijk doel.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 21 januari 2020 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal, valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie. Volgens klagers registratiekaart is (het resterende gedeelte van) deze straf op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 20 december 2022.

De wet- en regelgeving

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen, alsmede de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt.

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is bepaald dat re-integratieverlof alleen wordt verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de wijze waarop de gedetineerde door zijn gedrag gedurende de gehele detentie heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf, als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit begint en eindigt op dezelfde dag. In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het deel dat hij heeft ondergaan en het deel dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat het beroep van klager uitsluitend ziet op het doorbrengen van tijd met zijn gezin.

Verweerder stelt dat kortdurend re-integratieverlof niet is bedoeld voor het onderhouden van de gezinsband en dat klager het langdurend re-integratieverlof of de bezoekmomenten in de inrichting hiervoor kan aanwenden.

De beroepscommissie constateert dat klager op grond van het bepaalde in artikel 19, tweede lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. Het door hem aangedragen verlofdoel betreft een re-integratieactiviteit en uit het bijgevoegde vrijhedenadvies van 18 augustus 2021 kan worden opgemaakt dat het verlofdoel tevens ziet op een van de re-integratiedoelen opgenomen in klagers D&R-plan. Het D&R-plan zelf bevindt zich overigens niet bij de stukken.

De beroepscommissie overweegt dat het kortdurend re-integratieverlof primair is bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden, vooruitlopend op langdurend re-integratieverlof, de deelname aan een penitentiair programma en/of de (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Er dient daarbij sprake te zijn van een gefaseerde opbouw van het verlof. Het is mede vanwege het primaire functionele doel van het kortdurend re-integratieverlof dat in de Regeling is bepaald dat de duur van het kortdurend re-integratieverlof is afgestemd op het desbetreffende re-integratiedoel en begint en eindigt op dezelfde dag (artikel 19, eerste lid, van de Regeling).

Het is echter niet uitgesloten dat voor het herstellen of onderhouden van familiebanden ook kortdurend re-integratieverlof kan worden verleend. Daartoe dient inzichtelijk te worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt mee dat de re-integratiedoelen concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke wijze wordt beoogd het betreffende re-integratiedoel te bereiken. Dit verlofdoel dient dan concreet aan te sluiten bij een re-integratiedoel dat is opgenomen in het D&R-plan. Indien een gedetineerde op grond van eenzelfde re-integratiedoel vaker voor het verlenen van (kortdurend) re-integratieverlof in aanmerking komt kan dit eventueel met behulp van een verlofschema worden geïllustreerd (vergelijk Stcrt. 2021, 28357). Het voorgaande is ook van betekenis voor de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van zijn of haar verzoek om re-integratieverlof.

Het recht van de gedetineerde om in de inrichting bezoek te ontvangen (artikel 38 van de Pbw) is een middel om tijdens de detentieperiode contact met de buitenwereld te onderhouden. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan het ontvangen van bezoek in de inrichting tevens worden beschouwd als een re-integratieactiviteit die tot doel heeft de overgang naar de invrijheidstelling zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen. Dit middel staat er op zichzelf echter niet aan in de weg dat klager – anders dan verweerder lijkt te stellen – in het kader van zijn re-integratie en in de laatste fase van zijn detentie zijn gezin tijdens een verlof bezoekt. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de afwijzing van klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof voor een bezoek aan zijn gezin is gerechtvaardigd, om de enkele reden dat hij deze activiteit binnen de muren van de inrichting zou kunnen verrichten.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing in zoverre onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing in zoverre vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt in zoverre de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 4 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven