Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8046/GA, 6 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/8046/GA          

Betreft [klager]

Datum 6 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen zijn terugplaatsing naar het basisprogramma binnen de inrichting voor stelselmatige daders (ISD).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen heeft op 2 september 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (OH-2020-399). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn opvolgend raadsman mr. M. Rafik en de directeur van de PI Achterhoek (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Klagers raadsman heeft zich op 6 augustus 2020 gesteld, nadat klagers voormalig raadsman mr. M. Broere zich op 4 augustus 2020 heeft teruggetrokken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het multidisciplinair overleg heeft niet naar eigen regels gehandeld. Klager heeft nimmer een schriftelijke waarschuwing ontvangen en in het verweerschrift staan veel onwaarheden. Voor elke week dat klager in het basisprogramma verbleef, dient hij een schadevergoeding van €11,- te ontvangen. Dat komt neer op €1,- per gemist recreatiemoment. Klager verzoekt het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn standpunt in beroep kenbaar te maken.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Ontvankelijkheid van klager in het beklag

De beroepscommissie begrijpt dat het beklag is gericht tegen de terugplaatsing van klager van het trajectregime, de tweede fase van de ISD-maatregel, naar het basisregime, de eerste fase. Nu een beslissing tot (ver)plaatsing in en tussen de fasen van de ISD-maatregel een beslissing is die wordt genomen door of namens de directeur, acht de beroepscommissie de terugplaatsing van klager naar het basisregime van het ISD-traject een beslissing in de zin van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet waartegen beklag openstaat (vgl. RSJ 21 december 2017, 17/1319/GA en 17/1599/GA). De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.

Inhoudelijk oordeel

Aan klager zijn in eerste instantie bepaalde vrijheden toegekend, die vervolgens weer zijn ingetrokken door de beslissing hem terug te plaatsen naar de eerste fase van de ISD-maatregel. De terugplaatsing en daarmee de intrekking van vrijheden betreft een wijziging van het individueel begeleidingsplan van klager en maakt daardoor deel uit van het verblijfsplan, dat op grond van het bepaalde in artikel 44i van de Penitentiaire maatregel moet zijn opgenomen in het penitentiair dossier van klager. Reeds hierom dient er een schriftelijke neerslag (een mededeling) van dit soort beslissingen te worden opgemaakt (zie RSJ 4 oktober 2021, R-19/5185/GA). Die mededeling dient op schrift te worden gesteld, omdat daardoor de beslissing van de directeur toetsbaar wordt in geval van beklag en beroep. De beroepscommissie constateert dat van de beslissing tot terugplaatsing van het trajectregime naar het basisregime geen schriftelijke neerslag is. Gelet hierop voldoet de bestreden beslissing niet aan de daaraan door de wet gestelde eisen. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

Deze uitspraak is op 6 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven