Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19421/GA, 3 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer            21/19421/GA 
  
  
  

Betreft  [...]
Datum  3 mei 2023 
 

 
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [...] (hierna: klager) 


 
1. De procedure 
Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van een aantal goederen bij zijn overplaatsing van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwaren naar de locatie Esserheem te Veenhuizen. 
 
De beklagrechter bij de locatie Esserheem heeft op 8 januari 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (EH-2020-482). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd. 
 
Klagers raadsman, mr. B.P.M. Canoy, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak. 
 
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Esserheem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. 
 
Namens de beroepscommissie is op 30 november 2021 bij de directeur van de locatie Esserheem nadere informatie opgevraagd. De reactie van de directeur is op 17 december 2021 op het secretariaat van de RSJ binnengekomen en is ter kennisgeving aan klager en zijn raadsman toegezonden. Op 30 augustus 2022 zijn namens de beroepscommissie nadere inlichtingen opgevraagd bij de directeur van de PI Leeuwarden en is de directeur van die inrichting in de gelegenheid gesteld om zijn reactie op het beroep kenbaar te maken. De reactie is op 31 augustus 2022 op het secretariaat van de RSJ binnengekomen en is tevens ter kennisgeving aan klager en zijn raadsman toegezonden. 


 
2. De standpunten in beroep 

Standpunt van klager 
De vermiste goederen betreffen houdbare boodschappen die normaliter bij overplaatsing mogen worden meegenomen, een staafmixer, een paar schoenen, een yogamat en diverse (merk)kledingstukken. De staafmixer behoorde toe aan klager en niet aan de PI Leeuwarden. Wanneer een gedetineerde spullen wil lenen die toebehoren aan de PI Leeuwarden, kan dat alleen door middel van een pasje. Ook zou de verzegeling anders zijn geweest indien de staafmixer aan de PI Leeuwarden had toebehoord. In tegenstelling tot wat de directie stelt, heeft klager een lijst aangeleverd met daarop alle spullen die vermist zijn geraakt. Deze lijst is tevens nagezonden aan de commissie van toezicht. De houdbare boodschappen hebben een waarde van ongeveer €200,-. De kledingstukken hebben een waarde van ongeveer €1500,-. Vanuit de locatie Esserheem is contact opgenomen met de Binnenkomst Afdeling Delinquenten (hierna: het BAD) van de PI Leeuwarden, waaruit gebleken is dat de vermiste spullen niet gedocumenteerd zijn. Hiernaast beklaagt klager zich over de omstandigheid dat hij niet gehoord is in de beklagprocedure. 

 

Standpunt van de directeur van de locatie Esserheem 
Vanuit de PI Leeuwarden heeft de locatie Esserheem na klagers overplaatsing dertien dozen met daarin klagers goederen ontvangen. Deze goederen zijn aan klager uitgereikt. Op 5 november 2020 heeft klager aangegeven drie dozen te missen, waarna het BAD contact heeft gezocht met de PI Leeuwarden. De PI Leeuwarden heeft aangegeven klagers potgroente en een blender die van de PI Leeuwarden is, niet te hebben ingepakt. Klager heeft getekend voor de ontvangst van zijn goederen. Hij heeft bij het indienen van zijn klacht niet aangegeven welke goederen hij is kwijtgeraakt. Op 3 november 2021, een jaar na zijn overplaatsing, heeft klager een lijst opgemaakt met daarop vermeld welke goederen hij mist. Derhalve is hetgeen klager aangeeft niet aannemelijk. 


 
3. De beoordeling 
Voor zover door en namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
 
Ontvankelijkheid van klager in het beklag 
Ingevolge artikel 61, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. 
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat klager zijn beklag in het klaagschrift niet voldoende nauwkeurig heeft omschreven. In de beroepsprocedure heeft klager meermaals de gronden van het beklag voldoende nauwkeurig (schriftelijk) toegelicht. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag verklaren. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen. 
 
Inhoudelijke beoordeling 
Op het vervoer van goederen van gedetineerden is de circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade van 31 oktober 2014 (kenmerk 578934) van toepassing. Op grond van hetgeen in deze circulaire staat, geldt met betrekking tot de aansprakelijkheid van inrichtingen van het gevangeniswezen voor het vervoer van goederen van gedetineerden als uitgangspunt, dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht. Na het tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting. 
 
Uit de zich bij de stukken bevindende vrachtbrief met nummer 20031495 blijkt dat op 22 oktober 2020 dertien dozen zijn aangeboden aan Dienst Vervoer & Ondersteuning voor vervoer van de PI Leeuwarden naar de locatie Esserheem. De directeur van de locatie Esserheem heeft verklaard dat de dertien dozen door klager zijn ontvangen. Uit de goederenregistratiekaart van 26 november 2020 volgt dat klager na ontvangst van de dertien dozen heeft aangegeven nog zeker drie overige dozen te missen. De vermissing van de drie dozen zal dus vóór het feitelijke vervoer van klagers goederen moeten hebben plaatsgevonden. Dit betekent ook dat de ondertekening voor ontvangst door de locatie Esserheem van de dertien vervoerde dozen niet als gevolg heeft dat de directeur verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vermissing van deze overige drie dozen (vgl. RSJ 8 januari 2014, 13/3284/GA). Het beklag zou aldus in het kader van de geldende doorzendplicht ter behandeling in aanmerking komen voor doorzending naar de beklagcommissie bij de PI Leeuwarden. Vanwege proceseconomische redenen als voormeld zal de beroepscommissie daartoe niet overgaan.  
Klager voert aan drie dozen met etenswaren, een staafmixer en een aantal kledingstukken te missen. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur van de PI Leeuwarden komt naar voren dat er op 28 oktober 2020 vanuit de PI Leeuwarden dertien dozen zijn verzonden naar de locatie Esserheem. Alvorens klagers dozen zijn verzonden, zijn deze bij het BAD opnieuw ingepakt om te kunnen controleren wat er in de dozen zat. Volgens de directeur van de PI Leeuwarden waren de dozen te zwaar en waren er goederen verpakt die niet mochten worden uitgevoerd. Zo is het niet toegestaan om de weekverstrekking, glazen potten met voedingswaren en aangebroken frisdrankflessen uit te voeren. De staafmixer van het merk Philips is eigendom van de PI Leeuwarden en behoort niet tot de inventarislijst van klager.  
 
In paragraaf 4.5.1 van de huisregels van de PI Leeuwarden is – voor zover hier relevant – het volgende bepaald: Alle artikelen en artikelsoorten, die bij de inrichtingswinkel te bestellen zijn 
mogen niet worden ingevoerd, eveneens is het uitvoeren van weekverstrekking producten en door het rijk verstrekte goederen niet toegestaan. 
 
De beroepscommissie overweegt dat de etenswaren en de staafmixer – conform de huisregels – niet zijn uitgevoerd. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur  in redelijkheid heeft kunnen beslissen om deze goederen niet uit te voeren. Ten aanzien van de kledingstukken geldt dat het dossier geen schriftelijk stuk of anderszins een aanwijzing bevat dat deze destijds in de PI Leeuwarden zijn geregistreerd. Het is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat klager op enig moment in de PI Leeuwarden heeft beschikt over de door hem opgesomde kledingstukken en dat deze tijdens het overpakken van de voornoemde dozen zouden zijn zoekgeraakt. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren. 


 
4. De uitspraak 
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond. 
 
 
Deze uitspraak is op 3 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit  mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris. 
 

  

 


secretaris voorzitter 

Naar boven