Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24906/GV, 18 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/24906/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 18 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 december 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. H. Külcü, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wenst in huiselijke en familiale sfeer de banden met zijn vrouw en schoonmoeder aan te halen, gelet op de datum voor deelname aan een penitentiair programma (PP) van 22 september 2022. De opbouw van de relatie met zijn vrouw en schoonmoeder is ook in klagers detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) opgenomen.

De inrichting lijkt in de veronderstelling te verkeren dat kortdurend re-integratieverlof ten behoeve van familierelaties niet mogelijk is. Verlof is een belangrijk onderdeel van re-integratie en resocialisatie, maar klager kan, gelet op de afwijzing van zijn verlofaanvraag, niet fatsoenlijk werken aan zijn re-integratie. In huiselijke sfeer de banden met zijn vrouw en schoonmoeder onderhouden en aanhalen kan niet worden vervangen met bezoeken in de inrichting. De mate waarin de re-integratiedoelen van klager kunnen worden verwezenlijkt hangt dan ook samen met een gehonoreerd verzoek om verlof.

Tot slot geldt dat klagers schoonmoeder tachtig jaar oud is. Zij is nog niet op bezoek geweest in de inrichting, omdat dit haar te veel stress oplevert en zij dit lichamelijk niet goed aankan. Klagers schoonmoeder is binnen een kort tijdsbestek verschillende dierbaren verloren. Het is van belang haar te steunen en de banden aan te halen voordat klager gaat deelnemen aan een PP waarbij nog geen enkele opbouw van de relaties heeft plaatsgehad.

Klager verzoekt (onder meer) aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

In klagers D&R-plan zijn geen doelen opgenomen ten aanzien van zijn sociaal netwerk. Hiermee voldoet klager niet aan de basiseis voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof, zoals bepaald in artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).

 

Klagers einddatum is bepaald op 22 september 2023 en de datum voor deelname aan een PP is bepaald op 22 september 2022. Het is dus te vroeg in klagers detentie om nu al verloven te verlenen ter voorbereiding op het einde van zijn detentieperiode. Klager heeft voor nu voldoende mogelijkheden om binnen detentie te werken aan de band met zijn vrouw en schoonmoeder.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 11 april 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek, wegens doodslag en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 22 september 2023.

 

De wet- en regelgeving

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een D&R-plan wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen, alsmede de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt.

In artikel 15 van de Regeling is bepaald dat re-integratieverlof alleen wordt verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de wijze waarop de gedetineerde door zijn gedrag gedurende de gehele detentie heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf, als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit begint en eindigt op dezelfde dag. In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het deel dat hij heeft ondergaan en het deel dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

 

De beoordeling

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om zowel zijn vrouw als zijn schoonmoeder te bezoeken en hen te ondersteunen naar aanleiding van het verlies van twee dierbaren.

Het kortdurend re-integratieverlof is primair bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden, vooruitlopend op het langdurend re-integratieverlof, de deelname aan een PP en/of de (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Er dient dus sprake te zijn van een gefaseerde opbouw van het verlof. Het is mede vanwege het primair functionele doel van kortdurend re-integratieverlof dat in de Regeling is bepaald dat de duur van dit verlof is afgestemd op het desbetreffende re-integratiedoel en begint en eindigt op dezelfde dag (artikel 19, eerste lid, van de Regeling).

Het is echter niet uitgesloten dat voor het herstellen of onderhouden van familiebanden ook kortdurend re-integratieverlof wordt verleend. De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk dient te worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke wijze wordt beoogd het betreffende re-integratiedoel te bereiken. Indien een gedetineerde op grond van eenzelfde re-integratiedoel vaker voor het verlenen van (kortdurend) re-integratieverlof in aanmerking komt, kan dit eventueel met behulp van een verlofschema worden geïllustreerd (vergelijk Stcrt. 2021, 28357). Het voorgaande is ook van betekenis voor de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van zijn verzoek om re-integratieverlof.

Verweerder stelt in beroep dat in klagers D&R-plan geen re-integratiedoelen zijn opgenomen ten aanzien van zijn sociaal netwerk. Het D&R-plan is bij de stukken gevoegd. Uit het D&R-plan kan worden opgemaakt dat er geen re-integratiedoelen zijn opgenomen ten aanzien van klagers sociaal netwerk, behoudens het willen trouwen volgens het Hindoeïsme. De beroepscommissie constateert evenwel dat in het vrijhedenadvies van 7 december 2021 een viertal re-integratiedoelen van klager worden genoemd, waaronder het opbouwen van een band met zijn vrouw en schoonfamilie. Daarnaast blijkt dat klager ook daadwerkelijk werkt aan zijn sociaal netwerk. Zo heeft hij meerdere malen (onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning) zijn terminaal zieke vader bezocht en een keer afscheid mogen nemen van zijn inmiddels overleden schoonvader. Ook ontvangt hij regelmatig bezoek van zijn vrouw en belt hij vaak met haar en haar familie, ook middels beeldbellen.

De beroepscommissie constateert dat klager op grond van het bepaalde in artikel 19, derde lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. Het argument van verweerder dat het verlenen van vrijheden thans te vroeg is, kan de afwijzing van het verzoek niet dragen, nu de wet voor klagers huidige detentiefase de mogelijkheid tot het verlenen van kortdurend re-integratieverlof niet belet.

Het recht van de gedetineerde om in de inrichting bezoek te ontvangen (artikel 38 van de Pbw) is een middel om tijdens de detentieperiode contact met de buitenwereld te onderhouden. Dit middel staat erop zichzelf niet aan in de weg dat klager – anders dan verweerder lijkt te stellen – in het kader van zijn re-integratie en in de laatste fase van zijn detentie zijn vrouw en schoonmoeder bezoekt tijdens een verlof. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de afwijzing van klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof is gerechtvaardigd, om de enkele reden dat hij deze activiteit binnen de muren van de inrichting zou kunnen verrichten.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 18 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven