Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8573/GA, 16 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8573/GA

Betreft              [klager]

Datum              16 maart 2022

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen (zo begrijpt de beroepscommissie) het door het afdelingshoofd niet willen overboeken van een geblokkeerd bedrag van klagers rekening-courant naar een bankrekening ´buiten´, waardoor het afdelingshoofd zich schuldig maakt aan discriminatie, willekeur, onheuse bejegening, uitlokking en forcering een beperking te overschrijden.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 13 november 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (LW-2020-541). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld zijn standpunt schriftelijk (nader) toe te lichten. Van klager is bij de RSJ geen adres bekend.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Uit jurisprudentie van de RSJ en wet- en regelgeving volgt dat klager ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beklag indien de klacht gaat over het beheren van de rekening-courant van een gedetineerde in beheer bij de inrichting. Het personeel van de inrichting neemt beslissingen namens de directeur.

Verder verwijst klager naar de motivering in het klaagschrift en de aanvulling daarop.

Verzocht wordt het beklag – en beroep – gegrond te verklaren.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert in zijn standpunten in het verweerschrift nu klager geen nieuwe gronden heeft aangevoerd. Verzocht wordt de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid in het beklag

In artikel 46, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet is bepaald dat de gedetineerde de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen bestaat op grond van die bepaling voor de directeur de verplichting zorg te dragen voor het behoorlijk laten verlopen van het betalingsverkeer met en van de gedetineerden (vgl. RSJ 21 maart 2019, R-18/2360/GA). Klager had dan ook ontvangen dienen te worden in zijn beklag. Om die reden zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk behandelen.

Inhoudelijk

Klager wil het geblokkeerde bedrag terugboeken naar zijn familie. De directeur heeft toegelicht dat gedetineerden – in het kader van stimuleren van de zelfredzaamheid – dergelijke financiële zaken bij het re-integratiecentrum (RIC) kunnen afhandelen. Om die reden is klager geadviseerd en gestimuleerd een verzoek in te dienen en een oproep voor het RIC af te wachten. De procedure is door een penitentiair inrichtingsmedewerker, het afdelingshoofd en de coördinator van het RIC aan klager uitgelegd. Deze procedure brengt met zich dat de gedetineerde die de overboeking wenst in persoon aanwezig is bij het invullen van het benodigde document. De gedetineerde controleert de ingevulde gegevens en ondertekent (mede) het document. In het geval van klager heeft de directeur verder toegelicht dat de door het openbaar ministerie gevorderde beperking dat klager geen toegang heeft tot computers, niet voor deze overboeking geldt.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Dat klager zijn financiële zaken niet zelf wenst af te handelen, maakt niet dat de directeur onzorgvuldig heeft gehandeld. Ook is de beroepscommissie niet gebleken dat klager hiertoe niet in staat zou zijn, nu de directeur heeft toegelicht dat de door het openbaar ministerie gevorderde computerbeperking niet geldt bij deze procedure, omdat een medewerker de gegevens van de gedetineerde invult in het bijzijn van de gedetineerde. Ten slotte is de beroepscommissie niet gebleken dat het afdelingshoofd of de directeur, door aldus te handelen, discriminatoir jegens klager heeft gehandeld.

De beroepscommissie zal het beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 16 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven