Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21944/GB, 22 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21944/GB

Betreft              [Klager]

Datum              22 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 26 mei 2021 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers pleegvader en broer hebben beiden COPD. Zij zijn in dat kader afhankelijk van anderen voor vervoer. Als klager in het JC Zaanstad kan verblijven, kunnen zij op bezoek komen en scheelt dat voor hen (reistechnisch gezien) ook in onkosten. Voor klager is een afwisseling in inrichting ook fijn.

Standpunt van verweerder

Gelet op artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is klagers (regionale) plaatsing in het Detentiecentrum (DC) Zeist juist. Klager heeft in beroep niet duidelijk onderbouwd dat zijn pleegvader en broer niet in staat zouden zijn om te reizen. Klager heeft geen advies van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) voorgelegd waaruit moet blijken dat de gezondheidssituatie van zijn pleegvader en broer dusdanig slecht is dat zij klager niet kunnen bezoeken.

Hoewel er begrip voor is dat klager dichter bij zijn bezoek wil worden geplaatst, is de reisafstand niet zodanig nadelig dat het bezoek van klager hem door de afstand niet kan komen bezoeken. Een overplaatsing naar een andere inrichting voor de afwisseling is geen selectiecriterium.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van het DC Zeist. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van het JC Zaanstad, zodat hij dan bezoek kan ontvangen van zijn pleegvader en broer.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. Op klagers registratiekaart staat een vestigingsadres vermeld dat is gelegen in Amsterdam. In het arrondissement Amsterdam bevinden zich evenwel in zijn geheel geen justitiële inrichtingen. Het DC Zeist en het JC Zaanstad bevinden zich beide in een aanpalend arrondissement. Artikel 25, zevende lid, van de Regeling speelt in deze zaak dus geen rol van betekenis. Volgens vaste jurisprudentie moet een gedetineerde in zo’n geval een goede reden aanvoeren om te kunnen oordelen dat verweerder hem (alsnog) moet overplaatsen.

De beroepscommissie stelt voorop dat, voor zover in de bestreden beslissing de suggestie wordt gewekt dat klager zijn verzoek met een (zelf ingewonnen) advies van de medisch adviseur bij de afdeling IMA dient te onderbouwen, het inwinnen van de voor de beoordeling van een dergelijk verzoek benodigde adviezen (primair) onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt. De aard van het door de gedetineerde ingediende verzoek en de omstandigheden die daarin door en/of namens de gedetineerde worden genoemd, kunnen (voor verweerder) aanleiding vormen om de medisch adviseur bij de afdeling IMA een advies uit te laten brengen. Daarbij moet de gedetineerde schriftelijk toestemming verlenen om de medisch adviseur bij de afdeling IMA kennis te laten nemen van de medische gegevens van de gedetineerde.

In dit kader geldt evenwel dat klager de gezondheidsproblematiek, en de daarmee gepaard gaande bezoekproblematiek, van zijn pleegvader en broer niet met stukken of anderszins heeft onderbouwd. Bij deze stand van zaken bestaat er naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook geen aanleiding om de medisch adviseur bij de afdeling IMA een advies uit te laten brengen. Afwisseling vormt voorts geen reden voor een overplaatsing.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 22 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven