Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21796/GB, 23 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21796/GB

Betreft              [Klager]

Datum              23 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 8 juni 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft om verschillende redenen verzocht om een overplaatsing naar het JC Zaanstad. Aanvankelijk was klager in de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn op de afdeling Extra Zorg Voorziening (EZV-afdeling) geplaatst en sindsdien wordt hij (ten onrechte) bedreigd en als een pedofiel beschouwd. Dat blijkt onder meer uit het briefje dat onder zijn deur is geschoven, met daarop de tekst “kk pedo”. Hoewel verweerder dit blijkens de bestreden beslissing niet erg verontrustend acht, is dat voor klager wel het geval. Omwille van zijn veiligheid neemt hij dan ook geen deel meer aan het dagprogramma en zit hij bijna de hele dag op zijn cel. Daarnaast vinden in de PI Alphen geen activiteiten plaats die voor klager geschikt zijn. Er is slechts één uur per week onderwijs en er is voor klager geen passend onderwijsaanbod. Klager kan niet werken, omdat hij aan een ernstige depressie lijdt. Volgens de aan de inrichting verbonden psychiater is klager fysiek en mentaal uitgeput en zou hij baat hebben bij veel beweging en buitensport. In de PI Alphen wordt echter geen buitensport aangeboden.

De voorkeur voor specifiek het JC Zaanstad is gelegen in de omstandigheid dat er daar modernere faciliteiten aanwezig zijn, zoals het hebben van een douche op cel. Hoewel de PI Alphen dichter bij Scheveningen, de woonplaats van klagers gezin, ligt dan het JC Zaanstad, wegen voor klager en zijn partner de behoefte aan veiligheid en passende activiteiten veel zwaarder dan de reisafstand tussen Scheveningen en het JC Zaanstad. Tot slot is van belang dat de inrichting positief heeft geadviseerd inzake klagers verzoek tot overplaatsing en dat ook klagers psychiater een overplaatsing in het belang van klager acht.

Standpunt van verweerder

De aanwezigheid van betere omstandigheden en/of faciliteiten in een andere inrichting vormt geen selectiecriterium en is geen grond voor een overplaatsing. Niet is gebleken dat klager omwille van zijn eigen veiligheid niet uit zijn cel durft te komen. Uit de gedragsrapportages komt naar voren dat de detentie klager zwaar valt en dat hij er bewust voor kiest om niet deel te nemen aan het dagprogramma. Klager wil rust en ervaart het als prettig om niet veel buiten zijn cel te zijn. Toch laat klager een positieve verandering zien in zijn gedrag door vaker in gesprek te gaan met het personeel en regelmatig mee te doen aan de sport- en luchtmomenten. Het deelnemen aan het trainingsprogramma van Stichting Dutch Cell Dogs heeft een positieve werking op klager. Het gedrag dat klager laat zien in de uitvoering van acties en/of doelen, verloopt evenwel moeizaam. Klager wordt hierin gemotiveerd en gestimuleerd door de casemanager en de mentor. Klager is aanspreekbaar op zijn gedrag, maar heeft moeite met het omgaan met spanningen en frustraties en het uiten van zichzelf. Er zijn echter geen aanwijzingen dat klager in een isolement zou geraken. Voorts zijn er geen arbeidsbeperkingen voor het werken in de PI Alphen. Klager kiest er bewust voor om niet deel te nemen aan de arbeid. Niet is uit het psychomedisch overleg gebleken dat klager meer zorg nodig zou hebben dan de zorg die hem momenteel wordt aangeboden, zodat een overplaatsing noodzakelijk zou zijn.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Alphen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van het JC Zaanstad, omdat hij zich in de PI Alphen niet veilig voelt en er in het JC Zaanstad modernere faciliteiten aanwezig zijn.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Hoewel uit de stukken geen recent vestigingsadres volgt, blijkt daar wel uit dat klagers gezin in Den Haag woont. De beroepscommissie begrijpt dat verweerder – met het oog op de vestiging van klager na zijn detentie – dit arrondissement heeft aangemerkt als het arrondissement van vestiging. De PI Alphen bevindt zich in het arrondissement van vestiging en het JC Zaanstad bevindt zich in een aanpalend arrondissement. Volgens vaste jurisprudentie moet er sprake zijn van bijzondere omstandigheden om te kunnen oordelen dat een gedetineerde uit het arrondissement van vestiging dient te worden overgeplaatst.

Met betrekking tot klagers veiligheid binnen de PI Alphen overweegt de beroepscommissie dat het haar op grond van de stukken niet is gebleken dat klagers veiligheid, door het incident inzake het onder klagers celdeur geschoven briefje, dusdanig in het geding is gekomen dat een ongestoorde, veilige tenuitvoerlegging van zijn detentie niet meer mogelijk zou zijn. Evenmin is gebleken dat zich nadien andere incidenten van soortgelijke strekking hebben voorgedaan. Klager zou blijkens het selectieadvies ook reeds vóór het incident – dat plaats zou hebben gevonden twee dagen na klagers overplaatsing van de EZV-afdeling naar een kleinere, reguliere afdeling – zelf bewust de keuze hebben gemaakt om veel op zijn cel te blijven en niet deel te nemen aan het dagprogramma. Dat klager (louter) omwille van zijn veiligheid niet zou deelnemen aan het dagprogramma volgt de beroepscommissie dan ook niet zonder meer.

Inzake het niet aanbieden van geschikte activiteiten, in ieder geval voor wat betreft het onderwijs en de sport, binnen de PI Alphen voor klager  (hetgeen overigens eerst in beroep is aangevoerd), geldt dat elke inrichting op grond van de Penitentiaire beginselenwet een gedetineerde in beginsel in de gelegenheid stelt om onderwijs- en vormingsactiviteiten te volgen en om te sporten. Dat klager hiertoe kennelijk ruimere mogelijkheden wil krijgen, is begrijpelijk, maar vormt geen reden voor een overplaatsing. Daarbij is het nog de vraag of klagers wensen in dezen in het JC Zaanstad wel realiseerbaar zouden zijn. De omstandigheid dat er volgens klager in het JC Zaanstad modernere faciliteiten aanwezig zijn, is tot slot onvoldoende zwaarwegend om te oordelen dat verweerder tot de door klager gewenste overplaatsing over dient te gaan.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 23 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven