Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20197/GA, 4 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

ISD  v

Nummer 21/20197/GA      

Betreft [Klager]

Datum 4 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de directeur)

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 4 januari 2021 om hem in het verkorte dagprogramma te plaatsen.

De beklagrechter bij de PI Ter Apel heeft op 2 maart 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €30,- (Ta 2021-000004). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft mevrouw […] en mevrouw […], juridisch medewerkers bij de PI Ter Apel, en klagers raadsvrouw mr. Š. Petković, gehoord op de digitale zitting van 16 december 2021. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de digitale zitting te worden gehoord.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager is op 13 november 2020 van de PI Norgerhaven overgeplaatst naar de PI Ter Apel in het kader van een ISD- en VRIS-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders en Vreemdeling in Strafrecht). ISD’ers, en hiermee ook de ISD-VRIS’ers, zijn uitgesloten van deelname aan het toetsingskader promoveren en degraderen - zoals bedoeld in artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) - en daarmee van het basis- en plusprogramma. Wanneer de ISD-maatregel aanvangt, wordt conform artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), binnen een maand een verblijfsplan (re-integratieplan) opgesteld. In beginsel verblijven ISD’ers in een verkort programma dat in uren gelijk staat aan het basisprogramma. Indien een ISD’er deelneemt aan gedragsinterventies kan hij in de meeste gevallen deelnemen aan een uitgebreid programma dat in uren gelijk staat aan het plusprogramma.

Klager werkte niet mee aan (recidive verlagende) gedragsinterventies in het kader van de aan hem opgelegde ISD-maatregel. Klager werd wekelijks gemotiveerd en bevraagd om alsnog deel te nemen aan deze interventies. Nu klager weigerde aan gedragsbeïnvloedende interventies mee te werken en hiertoe geen initiatieven toonde, is klager in het verkorte programma geplaatst.

Bovendien is klager een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Klager zal na zijn detentie het land moeten verlaten. Voor een vreemdeling in de strafrechtketen geldt dat re-integratie gericht is op het buitenland in plaats van Nederland. Voor vreemdelingen in de ISD is regionale plaatsing derhalve niet aan de orde en om die reden wordt de ISD-maatregel geheel intramuraal ten uitvoer gelegd. De PI Ter Apel zorgt ervoor dat aan gedetineerden voldoende ruimte kan worden geboden voor de activiteiten van de Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: DT&V) en andere (keten)partners die een rol spelen bij het realiseren van het vertrek uit Nederland en de terugkeer naar het land van herkomst. Vanuit de PI Ter Apel wordt derhalve gewerkt aan de terugkeer naar het land van herkomst door middel van een vertrekplan met inachtneming van het persoonlijke verblijfsplan. Klager is gedurende het traject gemotiveerd tot terugkeer en werd voorbereid op zijn verblijf in het land van herkomst of land van bestendig verblijf (Marokko). Uit de gegevens van de PI Norgerhaven en op basis van meerdere gesprekken in de PI Ter Apel met klagers casemanager, zijn mentor en met de DT&V, blijkt dat klager niet mee wilde werken aan zijn vertrek uit Nederland. Klager heeft evenmin de hiervoor benodigde acties ondernomen. Klager heeft tijdens de gevoerde gesprekken aangegeven dat terugkeer naar Marokko geen optie voor hem was aangezien hij al lang in Nederland verbleef.

Klager is in het verkorte dagprogramma geplaatst omdat hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn gedrag en voor zijn eigen re-integratie en evenmin meewerkte aan deelname aan gedragsbeïnvloedende interventies in het kader van de aan hem opgelegde ISD-maatregel. De beslissing is wel degelijk voldoende gemotiveerd, nu daaruit specifiek blijkt welke acties klager had moeten ondernemen om terugplaatsing te voorkomen. Klager had inspanningen moeten verrichten voor terugkeeractiviteiten. Klager had acties moeten ondernemen om zijn uitzetting te bewerkstelligen, door bijvoorbeeld documenten te achterhalen waarmee hij zijn identiteit en nationaliteit had kunnen aantonen.

Standpunt van klager

De beslissing is onvoldoende gemotiveerd en in deze beslissing is onvoldoende gebleken dat en in hoeverre er een belangenafweging heeft plaatsgevonden. Klager stelt dat het niet de gedragsinterventies zijn waar hij niet aan meewerkte, het is zijn terugkeer naar het vermeende land van herkomst waaraan hij weigerde mee te werken. In de beslissing staat niet vermeld dat het ook om niet meewerken aan gedragsinterventies gaat. Hier wordt uitsluitend gesproken over klagers onwil om mee te werken aan zijn uitzetting. De stelling dat klager niet meewerkte aan gedragsinterventies is dan ook onvoldoende onderbouwd.

Klager weigerde al sinds het begin van zijn verblijf in de PI Ter Apel mee te werken aan zijn terugkeer in het kader van de vreemdelingrechtelijke procedure. Desalniettemin is hij eerder geselecteerd voor deelname aan het uitgebreide dagprogramma. Het is voor klager dan ook onbegrijpelijk dat hij daar ineens niet meer voor in aanmerking kwam.

Klager verblijft al meer dan veertig jaar in Nederland en de vreemdelingrechtelijke procedure liep nog in de beroepsfase op het moment dat klager nog in de PI ter Apel verbleef. Nadat klager in vrijheid was gesteld, heeft hij zijn verblijfsvergunning teruggekregen en verblijft hij dus rechtmatig in Nederland. Het is dan ook vanzelfsprekend dat klager in de PI ter Apel niet mee wilde werken aan zijn uitzetting aangezien zijn vreemdelingrechtelijke procedure nog liep. De PI ter Apel verwacht klaarblijkelijk dat vreemdelingen die tegen hun wil worden uitgezet meewerken aan de tenuitvoerlegging hiervan. Dat klager niet meewerkte aan zijn uitzetting maakt niet dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. Klager is bovendien van onbesproken gedrag binnen de PI ter Apel.

Plaatsing in een dagprogramma van een bepaalde categorie houdt geenszins verband met de bereidheid van een gedetineerde om mee te werken aan de eigen uitzetting. Deze twee op zichzelf staande gegevens zouden niet van elkaar afhankelijk mogen worden gesteld. De plaatsing in een dagprogramma hoort immers te worden gebaseerd op het gedrag dat klager in de inrichting vertoont. De uitvoering van de vreemdelingrechtelijke procedures, waaronder de feitelijke uitzetting, is opgedragen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst en niet aan de inrichting. Het is dan ook niet aan de PI ter Apel om een gedetineerde te straffen indien hij onvoldoende meewerkt aan de vreemdelingrechtelijke procedure. De terugplaatsing is een ongeschikt middel dat niet in staat is het beoogde doel te behalen.

3. De beoordeling

Klager was op het moment dat hij in de PI ter Apel verbleef een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en was veroordeeld tot een ISD-maatregel. Op grond van artikel 1b van de Regeling zijn ISD’ers, en daarmee ook de ISD-VRIS’ers, uitgesloten van deelname aan het programma van promoveren en degraderen. In artikel 18d van de Pbw (ten tijde van de klacht: artikel 18b) is bepaald dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel plaatsvindt overeenkomstig het verblijfsplan. Artikel 44j, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel bepaalt dat gedurende het verblijf een programma wordt aangeboden, indien aannemelijk is dat de betrokkene in staat en bereid is aan een programma deel te nemen.

De ISD-maatregel voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland wordt anders vormgegeven dan de ‘reguliere’ ISD-maatregel. In klagers geval is de ISD-maatregel geheel intramuraal ten uitvoer gelegd, omdat het detentieverblijf niet is gericht op de re-integratie in de Nederlandse samenleving, maar op de terugkeer naar het land van herkomst. Als uitzetting volgt voordat de ISD-maatregel geheel ten uitvoer is gelegd, kan de minister voor Rechtsbescherming de maatregel ambtshalve beëindigen (artikel 6:2:20 van het Wetboek van Strafvordering).

De directeur heeft in de vorm van twee verschillende programma’s invulling gegeven aan het verblijf gedurende de uitvoering van de ISD-maatregel voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Verblijf in het zogeheten verkorte programma is het uitgangspunt. Deelname aan het uitgebreide programma is afhankelijk van de mate waarin de ISD’er verantwoordelijkheid neemt voor de voorbereiding op zijn terugkeer naar het land van herkomst en het in dat verband getoonde gedrag. Aan de hand van dit criterium beoordeelt het MDO elke zes weken of de betreffende ISD’er in aanmerking komt voor de deelname aan het uitgebreide programma.

Klager is teruggeplaatst in het verkorte programma omdat hij geen verantwoordelijkheid zou hebben genomen voor zijn gedrag en voor zijn eigen re-integratie en omdat hij niet meewerkte aan gedragsbeïnvloedende interventies die in het kader van de ISD-maatregel aan hem waren opgelegd. Om in het uitgebreide programma te kunnen blijven had klager inspanningen moeten verrichten voor terugkeeractiviteiten. Klager stelt daarentegen dat hij wel mee wilde werken aan de gedragsbeïnvloedende interventies, maar dat hij alleen niet mee wilde werken aan zijn terugkeer naar Marokko aangezien de vreemdelingrechtelijke procedure nog liep in beroep. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende gemotiveerd is weersproken dat klager weldegelijk bereid was om mee te werken aan de gedragsbeïnvloedende interventies. Het is niet duidelijk geworden aan welke interventies klager niet zou hebben meegewerkt anders dan het niet verrichten van inspanningen voor zijn terugkeer naar Marokko. Dit klemt te meer nu klager heeft aangegeven dat hij wel mee wilde werken aan de gedragsbeïnvloedende interventies, maar dat hij niet mee wilde werken aan terugkeer naar Marokko aangezien zijn vreemdelingrechtelijke procedure nog liep in beroep. Nu klagers vreemdelingrechtelijke procedure nog liep is de beroepscommissie van oordeel dat van klager niet zonder meer verlangd kon worden dat hij inspanningen zou verrichten voor de terugkeer naar Marokko. De beroepscommissie acht de beslissing om klager in het verkorte programma te plaatsen, dan ook onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 4 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven