Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23551/TB, 15 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer        21/23551/TB

Betreft            [klager]

Datum          15 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een andere instelling, bij voorkeur FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 30 september 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. W.C. Alberts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […] en […], namens verweerder, via een videoverbinding gehoord op de zitting van 17 februari 2022 op het secretariaat van de RSJ te Den Haag. Op 28 februari 2022 heeft de beroepscommissie van verweerder aanvullende informatie ontvangen. Op 8 maart 2022 is van klagers raadsvrouw hierop een reactie ontvangen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is niet juist dat FPC De Rooyse Wissel klager een passend behandelaanbod zou kunnen bieden. Klager heeft tbs opgelegd gekregen voor geweld binnen de relationele sfeer, zodat het van belang is dat zijn relatie een prominente rol speelt in de behandeling en daarbij maatwerk wordt geboden. Dat is niet het geval. Begrijpelijk is dat een verlofmachtiging kan worden verkregen als de nog lopende strafzaak is afgehandeld. Niet begrijpelijk is dat de instelling weigert klager gebruik te laten maken van de logeerunit omdat hij nog geen verlof heeft. Dit is voor klager de omgekeerde wereld, omdat juist vóór het met verlof mogen gaan zou moeten worden gemonitord in hoeverre hij adequaat kan omgaan met relationele perikelen waarbij de logeerunit van grote waarde zou kunnen zijn om tot een gedegen oordeel daarover te kunnen komen. Zo wordt voortgang in de behandeling niet bepaald door de wijze waarop klager zich inzet en wat er nodig is om zijn behandeling vorm te geven, maar afhankelijk van wanneer het hoger beroep in de nog lopende strafzaak zal worden behandeld.

Dit zorgt voor stilstand van de behandeling en frustratie van klager omdat hij niet wordt behandeld op het vlak waar hij dat het meest nodig heeft, het onderhouden van een gezonde partnerrelatie. Klagers uitgesproken hulpvraag voor behandeling en begeleiding wordt door behandelaars en therapeuten wel ondersteund, maar er wordt praktisch geen uitvoering aan gegeven. Hierdoor en door meerdere incidenten rond de bejegening van zijn partner is klager zijn vertrouwen in het behandelteam van De Rooyse Wissel kwijtgeraakt. Van de door de instelling genoemde constructieve behandelrelaties tussen klager en zijn therapeuten is nu zeker geen sprake meer. Klager is in een behandelimpasse terecht gekomen. Hij verblijft op en aan in afzondering. Zijn partner wil op deze wijze niet langer bij klagers behandeling betrokken worden, wat ook een zware wissel trekt op de voortgang van zijn behandeling. Er is geen sprake van systeemtherapie waaraan zijn partner zou meewerken.

Klager acht overplaatsing daarom behandelinhoudelijk wenselijk. In een andere kliniek kan het wederzijds vertrouwen worden opgebouwd en kan zijn partner met een schone lei opnieuw bij zijn behandeling betrokken worden.

De verwachting van de instelling dat klager elders eveneens veel weerstand en agressieve gevoelens ten aanzien van het systeem of behandelteam zal hebben is een blote en uit de lucht gegrepen stellingname. Klager heeft in verscheidene klinieken een constructieve behandelhouding en begeleidbaarheid laten zien. Het is daarom aantoonbaar dat een overplaatsing ertoe kan leiden dat de bestaande behandelimpasse kan worden doorbroken. Klager is gemotiveerd zich in te zetten voor behandeling en resocialisatie.

Voor zover bekend wordt de eis van het hebben van een verlofstatus voor het gebruikmaken van de logeerunit niet binnen FPC Dr. S. van Mesdag gesteld. Laatstgenoemde instelling kan klager meer maatwerk in behandeling geven. Eventuele vertraging vanwege de wachtlijst voor die kliniek neemt klager op de koop toe en zal hem de nodige rust bieden om zich in concrete zin te kunnen voorbereiden op de start van zijn behandeling elders.

Door een overplaatsing kan de impasse worden doorbroken. Klager begrijpt niet dat er niet naar zijn individuele situatie wordt gekeken. Door de logeerunit alsnog in te zetten, wordt klager een worst voorgehouden. Het vertrouwen is over en weer beschadigd.

De door verweerder toegezonden recente informatie geeft geen antwoord op de vraag of en op welke wijze de behandeling binnen FPC De Rooyse Wissel kan worden voortgezet. De vriendin van klager is al weken niet bij klager geweest en heeft duidelijk gemaakt dat het vertrouwen dusdanig is geschonden dat zij geen onderdeel meer wil zijn in de behandeling zolang klager in FPC De Rooyse Wissel verblijft. Klager betwist dat hij ondanks het ontbreken van een verlofstatus gebruik mag maken van de logeerunit. Bovendien is de behandelrelatie ernstig beschadigd door de eerdere opstelling van de instelling. Het uitgebreide plan met therapie-aanbod zoomt niet in op de huidige situatie waaronder de vriendin van klager elke medewerking heeft gestopt. Het lijkt noodzakelijk dat de vriendin van klager wel bij de klinische behandeling wordt betrokken, nu het recidiverisico juist in de relationele sfeer gelegen is.

Standpunt van verweerder

De afwijzende beslissing is onder andere gebaseerd op de reactie van De Rooyse Wissel op het overplaatsingsverzoek. De instelling ziet geen indicatie voor overplaatsing. Het past volgens de instelling bij de problematiek van klager dat hij het behandelaanbod van de instelling met het nodige wantrouwen, vijandigheid en ambivalentie waarneemt. Beschreven wordt dat klager veel moeite heeft om zich blijvend te conformeren aan een behandeltraject en doorgaans verwijtend is over de randvoorwaarden in de instelling. De afgelopen periode is moeizaam verlopen, maar er worden nog voldoende aanknopingspunten voor behandeling gezien. Op 24 juni 2021 heeft een impassegesprek plaatsgevonden over de mogelijkheden van maatwerk met klager, zijn advocaat en de kliniek. Daarin is besproken dat met het betrekken van klagers partner middels systeemtherapie aan klagers wensen tegemoet kan worden gekomen.

De instelling verwacht niet dat een overplaatsing klagers behandeling zal verbeteren, omdat hij in een andere kliniek eveneens veel weerstand en agressieve gevoelens ten aanzien van het systeem of het behandelteam zal hebben. Uit de beslissing van 7 november 2019 van het Hof Arnhem-Leeuwarden tot omzetting van klagers tbs met voorwaarden in tbs met verpleging van overheidswege blijkt dat de samenwerking van klager in drie klinieken niet voldoende is geweest en dat ook sprake is geweest van ontwrichting binnen de behandelteams. Het ligt tegen deze achtergrond niet in de rede om klager een nieuwe behandelpoging aan te bieden in een nieuwe kliniek. Klager is ook niet gebaat bij een overplaatsing.

Gebruik mogen maken van de logeerunit behoort tot de beslissingsbevoegdheid van het hoofd van de instelling en maakt op zichzelf geen deel uit van deze beroepsprocedure. Dit kan ook buiten beschouwing blijven omdat niet is gebleken dat het niet gebruikmaken van de logeerunit in de weg staat aan klagers behandeling. Bovendien blijkt uit contact met FPC Dr. S. van Mesdag dat deze kliniek een gelijksoortige regeling hanteert voor het gebruikmaken van de logeerunit.

Verweerder verwijst naar recente informatie van FPC De Rooyse Wissel. Klager laat een wisselend beeld zien, de behandeling gaat met vallen en opstaan. De partner wordt betrokken in de behandeling. Er is gezocht naar maatwerk door een uitzondering te maken op het gebruik van de logeerunit, opbouwend vanaf vier uur. Klager en zijn partner willen op deze manier geen gebruik maken van de logeerunit. Door klager zijn brieven overgelegd, waarin wordt uitgelegd dat de opgelegde beperkingen als vervelend worden ervaren. Dit is echter inherent aan de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel en ook in het belang van klager.

Uit meer recente informatie komt geen ander beeld naar voren. Klager zit in de weerstand en wil geen samenwerking aangaan. De instelling ziet nog voldoende aanknopingspunten voor behandeling, zij heeft een uitgebreid plan met therapie-aanbod voor klager en zijn partner liggen. Het is aan klager om de behandeling weer op te pakken.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en
de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Verweerder heeft inlichtingen ingewonnen bij FPC De Rooyse Wissel. Uit die inlichtingen komt naar voren dat de behandeling de afgelopen periode weliswaar moeizaam is verlopen, maar dat volgens de instelling nog voldoende aanknopingspunten worden gezien voor een behandeling. Klagers partner wordt betrokken bij de behandeling middels systeemtherapie. Uit nadere informatie van de instelling blijkt tevens dat vanwege het behandelbelang een uitzondering is gemaakt op het gebruik van de logeerunit, dat normaliter pas wordt ingezet als er sprake is van een verlofkader. Klager en zijn partner hebben hiervan echter geen gebruik willen maken omdat, zo begrijpt de beroepscommissie, zij het niet eens zijn met de voorwaarden van het gebruik van de logeerunit dat vanaf vier uur zou moeten worden opgebouwd.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen behandelinhoudelijke reden is klager over te plaatsen naar een andere instelling. De beroepscommissie vindt het onbegrijpelijk dat klager enerzijds wijst op het belang van het betrekken van zijn vriendin bij de klinische behandeling en het gebruik van de logeerunit, maar anderzijds geen gebruik wil maken van de logeerunit als hem die mogelijkheid wordt geboden en kennelijk de medewerking van de vriendin afhankelijk stelt van een overplaatsing. De beroepscommissie heeft geen aanleiding te twijfelen aan de informatie over het gebruik van de logeerunit door klager en zijn vriendin in de brief van FPC De Rooyse Wissel van 7 januari 2022. Klager wijst er terecht op dat wederzijds vertrouwen van belang is voor een goed verloop van de behandeling en resocialisatie, maar daarbij helpt niet dat klager zich afzet tegen de instelling en de behandeling die hem wordt geboden. Klagers stelling dat een overplaatsing vanuit behandeloogpunt beter voor hem is, vindt geen steun in de stukken.   

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 15 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven