Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2880/TA, 17 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 07/2880/TA

betreft: [klager] datum: 20 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 oktober 2007 van de beklagcommissie bij FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en, namens het hoofd van de inrichting, R. Panjer, hoofd behandeling.
Klagers raadsvrouw mr. R.E.J.P.M. Rutten was verhinderd om ter zitting te verschijnen. Om die reden is een verslag van de zitting opgemaakt en aan partijen toegezonden, waarbij klager en zijn raadsvrouw in de gelegenheid zijn gesteld desgewenst het
beroep nog nader schriftelijk toe te lichten. Bij brief van 25 februari 2008 heeft klagers raadsvrouw aangegeven dat zij daartoe geen aanleiding zag. Deze brief is ter kennisneming aan het hoofd van de inrichting gezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) beperking van het schriftelijk contact van klager met een vriendin,
b) het onder druk zetten van die vriendin om een door klager toegezonden ring naar hem terug te sturen,
c) het onder druk zetten van die vriendin om klagers brief aan haar open te maken en te laten lezen, en
d) afdelingsarrest van 27 juni 2007 tot 19 juli 2007 wegens weigering deelname aan een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag op de onderdelen a) en d) ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de onderdelen b) en c) van zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot de beklagonderdelen a) tot en met c):
Klager schreef zijn vriendin om de twee dagen een brief, die zijn vriendin telkens beantwoordde. Dit is anderhalf jaar goed gegaan totdat de inrichting achter hun relatie kwam. Zijn vriendin heeft hem gevraagd om met haar te trouwen. Hij houdt van haar
en wilde met haar trouwen. Hij heeft haar op haar verzoek een verlovingsring toegezonden. Dit was een gouden ring van € 800,=. De inrichting heeft zijn vriendin onder druk gezet om zijn brief waarin de ring zat, te openen, de brief voor te lezen en de
ring naar klager terug te sturen. Een man die op de afdeling op bezoek kwam, heeft dit gezien. Zijn vriendin heeft die ring niet teruggezonden. Ze heeft klager wel een brief geschreven, waarin zij aangaf dat ze de ring wilde houden omdat zij van hem
houdt. Daarna hebben zij elkaar niet meer geschreven, omdat dit hen door de inrichting is verboden. Als ze ermee door waren gegaan, zou hun behandeling in gevaar zijn gekomen met een mogelijke longstayplaatsing als gevolg. De inrichting dreigt met een
longstayplaatsing als men vindt dat het niet goed gaat met de behandeling. Klager heeft zijn vriendin een dag voor de zitting op de werkplaats van de inrichting gezien. Hij heeft niet gezien of zij zijn ring droeg.

Met betrekking tot beklagonderdeel d):
Klager verblijft vier jaar in de inrichting en heeft altijd door deelname aan urinecontroles kunnen aantonen dat hij geen drugs gebruikt. Hij heeft een keer geweigerd deel te nemen aan een urinecontrole, aangezien die werd opgelegd omdat een
medebewoner
drugs had gebruikt en klager daarbij dus niet is betrokken. Hij is ervan op de hoogte dat deze weigering door de inrichting gelijkgesteld wordt met gebruik van drugs en dat hem daarom afdelingsarrest is opgelegd, maar klager is het er niet mee eens dat
hij aan een urinecontrole moet meedoen omdat anderen gebruiken.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot de beklagonderdelen a) tot en met c):
De heer Panjer heeft van de psychiater van de afdeling waar klagers vermeende vriendin thans verblijft een heel ander verhaal vernomen, namelijk dat die vriendin niet gediend is van klagers aandacht en ook niet begrijpt waarom zij die aandacht krijgt.
Of het is voor klager heel lastig om een dergelijke afwijzing te verkroppen, wat heel begrijpelijk is, of hij is door haar op het verkeerde been gezet.
Er moet sprake zijn van een misvatting bij klager dat hij niet mag schrijven, omdat hem geen postmaatregel is opgelegd. Wellicht is bij klager de indruk ontstaan dat hij niet mag schrijven, omdat hem wel is voorgehouden dat het beter is om haar niet te
schrijven.
De heer Panjer heeft geen informatie over de verlovingsring.

Met betrekking tot beklagonderdeel d):
Klager verblijft op een kleine unit met vijf medepatiënten. Als een van hen positief op drugsgebruik wordt bevonden, wil de inrichting weten of andere medepatiënten van de unit daarbij betrokken zijn door drugsgebruik en/of -handel. In dat geval zijn
immers de orde en veiligheid in de inrichting in het geding. Het is vaste regel dat afdelingsarrest volgt als een patiënt geen urine inlevert voor controle.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Daarbij is wat betreft onderdeel d van het beklag nog in aanmerking genomen dat het hoofd van de inrichting, in tegenstelling tot klagers stelling, wel bevoegd is om alle bewoners van een afdeling urinecontrole op te leggen als bij één van hen
drugsgebruik is vastgesteld en hij het in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting noodzakelijk acht de andere bewoners op betrokkenheid bij drugsgebruik of handel in drugs te controleren.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. F.A.M Kortmann en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven