Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19391/GA en 21/19394/GA, 17 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/19391/GA en 21/19394/GA                                  

Betreft [klager]

Datum 17 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         de maatregelen die hem zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen), van 12 januari 2020 tot 12 februari 2020 (ZB-2020-51, thans: 21/19391/GA).

b.         een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van veertien dagen, ingegaan op 30 januari 2020 (ZB-2020-84, thans: 21/19394/GA);

c.         de externe tenuitvoerlegging van voornoemde ordemaatregel in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (ZB-2020-85, thans: 21/19394/GA);

De beklagcommissie bij de PI Heerhugowaard heeft op 4 januari 2021 beklag a. ongegrond verklaard, beklag b. op formele grond gegrond en inhoudelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag c. De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. D. Wijburg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraken, behoudens voor wat betreft de gegrondverklaring op formele grond van beklag b.

Mr. D.R. Sonneveldt en mr. A.M.G. Smit hebben klager, zijn raadsman, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Heerhugowaard, en […], juridisch medewerkster bij de PI Heerhugowaard, gehoord op de (digitale) zitting van 21 januari 2022.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De noodzaak van de GVM-maatregelen kan niet worden afgeleid uit de door de directeur gepresenteerde informatie. Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de directeur een eigen afweging dient te maken tussen het algemeen belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het persoonlijk belang van de gedetineerde bij een zo minimaal mogelijke beperking van de bewegingsvrijheid. Naarmate de tijd verstrijkt wordt die toets strenger. Op klager waren op het moment van de betreffende verlenging al enige tijd (sinds het najaar van 2019) maatregelen van toepassing. Het is niet zo dat maatregelen die horen bij klagers GVM-status alleen daarom voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er heeft een onjuiste belangenafweging plaatsgevonden.

Klager verwijst naar RSJ 2 maart 2012, 11/2428/GA. Hij heeft een uitvoerige reactie gegeven over de informatie, inhoudende dat die nergens op slaat en is gebaseerd op onderbuikgevoelens. De rapporteurs hebben ook aangegeven dat er in sommige gevallen sprake was van onderbuikgevoelens. De directeur is in de beslissing niet ingegaan op klagers reactie. (Ook) daarom voldoet de beslissing niet aan de eisen die daaraan worden gesteld.

Het is volkomen nieuwe informatie dat klager alleen maar van de GVM-lijst is gehaald, omdat het onderzoek naar klagers vermeende ontsnappingspoging te lang duurde. Het onderzoek liep al toen klager nog op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de PI Vught verbleef. Toen is hem verteld dat het langer duurde dan de bedoeling was, als gevolg van de coronacrisis c.q. -maatregelen. In augustus 2020 heeft de directeur aan klager verteld dat het onderzoek niets had opgeleverd, dat hij van de GVM-lijst kon en dat hij zou worden overgeplaatst naar een reguliere inrichting.

Klager heeft altijd ontkend dat hij heeft geprobeerd om te ontvluchten. De ‘ambtelijk verkregen informatie’, waarnaar wordt verwezen, is nooit met klager gedeeld. Het is onduidelijk waar deze informatie over gaat en waarom klager op grond daarvan op stel en sprong moest worden overgeplaatst en afgezonderd. De beroepscommissie kan het beklag niet beoordelen zonder deze informatie. Zij is op dit moment dus onvoldoende ingelicht. Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) dient klager kennis te kunnen nemen van de betreffende informatie.

Inmiddels is uit alle nadere onderzoeken gebleken dat het in de melding om valse dan wel onbetrouwbare informatie is gegaan. Er is geen sprake geweest van een uitbraakpoging. Dat stond wel in de media, maar dat heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) later weer ingetrokken. Klager staat niet meer op de GVM-lijst en is uit de PI Vught geplaatst. Hoe kan de betreffende informatie heel gevoelig zijn, terwijl uiteindelijk de conclusie is getrokken dat er niets aan de hand is?

De directeur had klager moeten horen met betrekking tot de inhoud van de melding, zodat klager uitleg had kunnen geven. De directie had naar aanleiding van dat horen onderzoek kunnen doen. Klager heeft ondanks zijn verzoek daartoe ook niet mogen spreken met de politie of het GRIP.

De beklagcommissie heeft overwogen dat de mededeling ‘op grond van ambtelijke informatie’ ter onderbouwing van de ordemaatregelen niet voldoende is, maar komt vervolgens wel tot de conclusie dat de beslissing in redelijkheid is genomen op grond van de omstandigheden die de directie heeft aangevoerd, en dan “met name gezien het feit dat er naast de reeds bekende informatie, een nieuwe melding was binnengekomen”. De ‘reeds bekende informatie’ was echter al maanden bekend bij de PI en andere instanties, terwijl de ‘nieuwe melding’ nu juist ‘de ambtelijk verkregen informatie’ betreft, waarvan de beklagcommissie heeft geoordeeld dat die niet voldoende is. Het is niet te volgen hoe iets formeel onvoldoende is, maar materieel wel voldoende. De conclusie van de beklagcommissie dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend, omdat de bestreden beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, is eveneens onbegrijpelijk.

In het verlengde van het voorgaande kan ook niet tot het oordeel worden gekomen dat de tenuitvoerlegging van de ordemaatregelen in de PI Heerhugowaard op ernstige bezwaren zou stuiten. Er is kennelijk doelbewust gekozen om de ordemaatregel in de PI Vught ten uitvoer te leggen, zodat een plaatsing in de stringente regimes die daar bestaan zou volgen. Een plaatsing dichterbij was voor klager, mede in het kader van zijn bezoek, minder ontwrichtend geweest.

Klagers leven is door deze beslissingen totaal op zijn kop gezet. De rust is nog steeds niet wedergekeerd. Hij leeft nog steeds met vragen. Ook is hij bang dat hij nogmaals wordt overgeplaatst op grond van valse informatie. De directeur heeft geen rekening gehouden met de persoonlijke belangen die klager heeft bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf. Dit brengt een ongerechtvaardigde inbreuk op zijn rechten mee ex artikel 8 van het EVRM. Het frustreert ook klagers familie. Zij bellen tegenwoordig uit bezorgdheid direct met klagers advocaat, als klager bijvoorbeeld door corona-omstandigheden niet kan bellen.

Een tegemoetkoming is passend, nu het onderzoek naar de vermeende ontsnappingspoging tot niets heeft geleid.

Standpunt van de directeur

Alle informatie die de directeur tot zijn beschikking had, is gedeeld. In de stukken bevindt zich een opsomming van klagers gedragingen in de PI Heerhugowaard, die is opgesteld door het bureau interne veiligheid. De directeur is zich er terdege van bewust dat de opvolgende beslissingen als een rollercoaster hebben gevoeld. Hij was echter genoodzaakt om die te nemen, in verband met de veiligheid van het inrichtingspersoneel. Dat klager nu weer in de PI Heerhugowaard verblijft, is het gevolg van nauwkeurig onderzoek. De inrichting heeft zich daar ook niet tegen verzet. Maar de beslissingen konden op basis van de informatie toen redelijkerwijs worden genomen.

Klager is niet gehoord over de ordemaatregel, vanwege de spoedeisendheid als gevolg van het dreigende gevaar. De directeur heeft de schriftelijke mededeling wel aan klager voorgelezen en nog een paar vragen beantwoord.

Het onderzoek heeft te lang geduurd en daarom is klager van de GVM-lijst gehaald, maar dat was dus niet per se omdat de informatie niet klopte.

Tussen het verschijnen van de GRIP-rapportage en de ordemaatregel en overplaatsing hebben zich nog dingen voorgedaan die de druppel vormden die de emmer deden overlopen. Die informatie kon en kan de directeur niet delen. Die is daarvoor te gevoelig. Het betreft (ook) informatie over de verhouding tussen gedetineerden. Het delen van informatie zou schade kunnen doen aan de PI Heerhugowaard.

De directeur heeft voor wat betreft de externe tenuitvoerlegging contact opgenomen met de Divisie Individuele Zaken (DIZ). Die maakte de keuze voor de PI Vught.

3. De beoordeling

Beklag a.

De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP, de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.

Het verdient de voorkeur dat bovenstaande informatie en vooral de belangenafweging van de directeur in de beslissing zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komen (dus op schrift worden gesteld). Dat maakt de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk en op die manier kunnen de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen evenwel ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure.

Vaststaat dat de directeur klager heeft gehoord voorafgaand aan de oplegging van de GVM-maatregelen. Het enkele feit dat klagers reactie niet terug te lezen is in de schriftelijke mededeling, is onvoldoende om te oordelen dat de beslissing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.

De beroepscommissie is van oordeel dat uit de beslissing van de directeur tot oplegging van de GVM-maatregelen voldoende duidelijk wordt waarom de betreffende maatregelen aan klager zijn opgelegd. Er wordt (onder meer) beschreven dat de indruk bestond dat medegedetineerden “voor klager liepen”, dat klager zich bij een bezoek opvallend gedroeg, waardoor de indruk werd gewekt dat hij opdrachten uitzette, en dat er in augustus 2019 en oktober 2019 meldingen waren binnengekomen waaruit volgde dat klager zou proberen te ontsnappen. De inhoud van die meldingen is in de schriftelijke beslissing – op hoofdlijnen – geconcretiseerd. Nadere concretisering is terug te vinden in het in beklag overgelegde rapport van het GRIP van 28 oktober 2019, onder ‘Detentie PI Zuyder Bos’. Gelet op deze informatie kan hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep (met kenmerk 21/19391/GA) zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beklag b. en c.

Aan klager is een ordemaatregel opgelegd, die extern – in de (EBI van de) PI Vught – ten uitvoer is gelegd. Hieraan liggen onder meer de omstandigheden ten grondslag die hebben geleid tot oplegging van de GVM-maatregelen (beklag a.). Ook is gelet op het feit dat klager in een omvangrijk en maatschappelijk gevoelig strafproces is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Het zwaartepunt lag evenwel op ‘ambtelijk verkregen informatie’.

De beroepscommissie begrijpt dat de ambtelijk verkregen informatie kort voor het nemen van de ordemaatregel bij de directeur is binnengekomen. De precieze aard en achtergrond van die informatie is tot op heden niet kenbaar voor klager. De beroepscommissie begrijpt dat klager hierover graag meer duidelijkheid wil krijgen, maar er kunnen gegronde redenen zijn die zich daartegen verzetten. De directeur heeft in z’n algemeenheid benoemd dat het (ook) informatie betreft over de verhouding tussen gedetineerden. Het delen van informatie kan volgens hem schadelijk zijn voor de orde en de veiligheid binnen de PI Heerhugowaard. De beroepscommissie ziet op voorhand geen reden om aan de stellingen van de directeur te twijfelen en acht die, mede in het licht van de wel bekende – en meer concrete – informatie, voldoende aannemelijk geworden.

De ambtelijk verkregen informatie was, in combinatie met de overige informatie, kennelijk zodanig serieus en ernstig, dat klager met spoed (en daarom ook zonder te worden gehoord) moest worden afgezonderd, in afwachting van nader onderzoek. De beroepscommissie acht dat – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk.

De ordemaatregel is extern (in een andere inrichting) ten uitvoer gelegd, omdat de tenuitvoerlegging daarvan in de PI Heerhugowaard op ernstige bezwaren stuitte. Op grond van artikel 25, eerste en tweede lid, van de Pbw plaatst de directeur, indien de directeur van oordeel is dat van ernstige bezwaren sprake is, de gedetineerde in overeenstemming met de Minister over. Dit blijft echter een beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld. Klager had dan ook ontvangen moeten worden in zijn klacht. De beroepscommissie zal de klacht inhoudelijk beoordelen.

Omdat – in elk geval – de eerdere informatie mede betrekking had op klagers contacten met bepaalde medegedetineerde en vermoed werd dat klager uit de PI Heerhugowaard zou willen ontvluchten, acht de beroepscommissie die beslissing eveneens niet onredelijk of onbillijk. Het doet er daarbij in dit geval niet toe dat de ordemaatregel uiteindelijk in de EBI in plaats van op de BPG-afdeling ten uitvoer is gelegd. Nu klager op dat moment in afzondering verbleef, is de invloed daarvan immers slechts beperkt. In de PI Vught was kennelijk in elk geval direct een plaats beschikbaar. Dat is in dit geval leidend. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

Gelet op het voorgaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. en b. naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagcommissie. De uitspraak van de beklagcommissie zal met betrekking tot beklag c. worden vernietigd, klager zal alsnog ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard, maar dit beklag zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep met kenmerk 21/19391/GA ongegrond en het beroep met kenmerk 21/19394/GA met betrekking tot beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie met betrekking tot beklag c. inzake beroep 21/19394/GA, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 17 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. R. Raat en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven