Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3206/TB, 18 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3206/TB

betreft: [klager] datum: 18 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 november 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens de Staatssecretaris, [...], juridisch medewerker, en het
hoofd
behandeling van het forensisch psychiatrisch centrum Oldenkotte te Rekken (hierna: Oldenkotte) [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar het forensisch psychiatrisch centrum Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: de Van Mesdagkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
De Staatssecretaris heeft op 22 november 2007 beslist klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek. Deze overplaatsing is op 4 december 2007 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek. De beslissing tot overplaatsing is niet onderbouwd. Klagers relatie met een medepatiënte is geen grond voor overplaatsing. De inrichting was op de hoogte van de relatie en
die relatie was prima. Er zijn wat incidenten geweest, maar die zijn besproken met de relatietherapeute. Zijn vriendin is een keer uit haar dak gegaan, maar dat was een uitspatting en daarna is het weer goed gekomen. Klager is op grond van praatjes
voor
de vaak overgeplaatst. Verwezen wordt naar het briefrapport van 14 december 2007 van Oldenkotte aan de penitentiaire kamer te Arnhem, waaruit volgt dat klager positief gedrag vertoont. In het verzoek tot overplaatsing van Oldenkotte is op blz. 8
opgenomen dat het behandelteam een positieve ontwikkeling in de behandeling van klager heeft geconstateerd en instemde om begeleid verlof voor klager aan te vragen. Uit een bijdrage van de relatietherapeute van 30 mei 2007 volgt dat klager en zijn
vriendin zeer gemotiveerd werkten aan hun relatie maar dat er de nodige ups en downs zijn geweest. De relatietherapeute heeft geadviseerd om via een stapsgewijze opbouw gebruik te maken van de logeerunit. Oldenkotte heeft veel te snel het verzoek
gedaan
om klager over te plaatsen. Dit is in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Klager heeft nooit dreigementen geuit en is niet manipulatief geweest. Hij heeft enkel gezegd dat de inrichting nog zou horen van zijn advocaat. Na
het keerpunt heeft hij nooit een gesprek met het behandelteam gehad. Om die reden heeft hij gedreigd zijn advocaat in te schakelen. Het gemak, waarmee klager is overgeplaatst, heeft hem en zijn raadsman verrast. Klager had eerst een gele kaart moeten
krijgen van de inrichting. Klager bepaalt zelf wel of hij een relatie heeft en met wie. Er is geen sprake van problematiek met vrouwen. Argument tegen de overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek is dat het slachtoffer in (de omgeving van) Groningen
verblijft. Klager maakt dit op uit een telefoongesprek dat zij voerde, waarbij het kengetal 050 op de display te zien was, en maakt dit op uit een gesprek met ex-buren uit Assen. Het verblijf van het slachtoffer in de regio Groningen kan klager
beperken
in zijn resocialisatiemogelijkheden. Voorts is het voor klagers ouders, die in Haarlem wonen, in verband met de grote afstand steeds moeilijker om klager te bezoeken. Klagers moeder is 65 jaar oud en geopereerd in verband met kanker. Zijn vader is
praktisch blind en heeft een hersenbloeding gehad. Zijn ouders hebben hem in de Van Mesdagkliniek niet kunnen bezoeken. In Oldenkotte hebben zij hem drie tot viermaal bezocht.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was aanvankelijk in Veldzicht geplaatst. Veldzicht heeft verzocht om herselectie voor Oldenkotte in verband met een verstoorde behandelrelatie en omdat klager zowel een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft als ADHD. Oldenkotte leek qua
milieu beter bij klager te passen. Klager kreeg in Oldenkotte een relatie met een medepatiënte en er zijn met klager afspraken gemaakt voor wat betreft de logeerunit. Desondanks hebben er toch incidenten plaatsgevonden. Klager is aanvankelijk op de
separatieafdeling geplaatst maar bleef daar ook manipulatief gedrag jegens vrouwen vertonen. Hij hield zich niet aan gemaakte afspraken met het hoofd behandeling. Naar aanleiding van de voorgevallen incidenten heeft Oldenkotte verzocht om klager over
te
plaatsen naar een tbs-kliniek, waar alleen mannen worden verpleegd in verband met de veiligheid van vrouwelijke patiënten. Getracht is om klager te ruilen met een patiënt van de Pompekliniek, maar dit is niet gelukt. Alleen in de Van Mesdagkliniek kon
klager zo spoedig mogelijk geplaatst worden. Klager heeft onvoldoende zicht op zijn problematiek en is zich niet bewust van het effect van zijn gedrag op (kwetsbare) vrouwen en de risico’s.
Getracht is om de huidige verblijfplaats van het slachtoffer na te gaan, maar dit is niet gelukt. Niet vast is komen staan dat het slachtoffer in de regio Groningen verblijft.
Verzocht wordt om het beroep ongegrond te verklaren.

Het hoofd behandeling van Oldenkotte heeft toegevoegd dat klager verbleef op een gemengde afdeling voor mannen en vrouwen en daar een relatie met een medepatiënte heeft gekregen. Deze relatie werd als risicovol ingeschat. De afspraak is gemaakt dat
klager zich niet met zijn vriendin zou afzonderen. Klager zag daar echter geen gevaar in. Hetgeen is voorgevallen in de logeerunit is niet de aanleiding geweest om klager over te plaatsen. Klager is overgeplaatst omdat hij zich niet aan de gemaakte
afspraken heeft gehouden en omdat de veiligheid van de vrouwelijke patiënt(en) niet gegarandeerd kon worden. Na een verbroken relatie met een medepatiënte had klager direct weer een relatie met een andere medepatiënte. Klager heeft geen inzicht in de
problematiek. Het is juist dat toentertijd het verslag van de relatietherapeute en het briefrapport aan de penitentiaire kamer een positieve toon hadden.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico,
alsmede de bestaande wachtlijsten.

De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat klager zich niet aan gemaakte afspraken, die zijn vastgesteld in een signaleringsplan, heeft gehouden en dat het handhaven van klager in een inrichting, waar
ook vrouwelijke tbs-gestelden verblijven, te risicovol is.
Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn ouders kan evenmin tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie stelt vast dat (momenteel) het merendeel van de tbs-inrichtingen in het noorden en oosten van het land zijn
gesitueerd terwijl veel tbs-gestelden afkomstig zijn uit het westen en hun vrienden, familie en overig sociaal netwerk veelal eveneens woonachtig zijn in het westen van het land. Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale
voorkeur van tbs-gestelden, zou dit leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden geplaatst opdat hun behandeling zo spoedig
mogelijk kan aanvangen weegt daarom in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur.
De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren
boven het belang van een overplaatsing op korte termijn naar de Van Mesdagkliniek.
Voorts is niet vast komen te staan dat het slachtoffer in de omgeving van de Van Mesdagkliniek woonachtig zou zijn. Overigens acht de beroepscommissie in verband met klagers resocialisatiemogelijkheden het wel van belang dat duidelijkheid ontstaat over
de verblijfplaats van het slachtoffer.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven