Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24148/JA, 9 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer           21/24148/JA

Betreft               [klager]

Datum               9 maart 2022

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager], geboren op 15 januari 2000 (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het beperken of het intrekken van zijn planmatig begeleid verlof.

De beklagrechter bij de RJJI De Hartelborgt heeft op 28 oktober 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €100,- (Hb-2021-182). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de RJJI De Hartelborgt, gehoord op de zitting van 26 januari 2022 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

Op 21 februari 2022 heeft de beroepscommissie de directeur verzocht de relevante perspectief- en verlofplannen en verlofinvullingsplannen te overleggen, evenals (informatie over) de beslissingen om deze verlofinvullingsplannen al dan niet (deels) te honoreren. Bij brief van 21 februari 2022 is klager hierover geïnformeerd. De directeur heeft bij e-mail van 28 februari 2022 gereageerd.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur    

Jeugdigen hebben geen recht op verlof. Het wordt ingezet in het kader van hun behandeling. De duur van de verloven is gekoppeld aan de verlofactiviteiten en de verlofactiviteiten houden verband met de in het verlofplan geformuleerde verlofdoelen. Aangezien van klager inmiddels meer zelfstandigheid wordt verwacht, maakt hij – binnen de kaders van dit verlofplan – een verlofinvullingsplan. Hij wordt hiermee uitgedaagd om na te denken over wat hij tijdens het verlof gaat doen, over de eventueel aanwezige risico’s en hoe hij op bepaalde situaties moet reageren. Er wordt alles aan gedaan om verlofmomenten doorgang te laten vinden, mits de jeugdige zich aan de daaraan gestelde voorwaarden houdt.

De uitspraak van de beklagrechter kan niet in stand blijven, omdat een gestandaardiseerd verlofplan van wekelijks acht uur begeleid verlof nooit aan de orde is, ook in klagers geval niet. Aangezien dit in zijn verlofplan is opgemerkt, had hij hiervan op de hoogte kunnen zijn. Het betreft hier geen beklagwaardige beslissing. Klagers verloven waren in de betreffende periode gericht op het vinden van een baan, een kennismakingsgesprek bij een begeleid wonen-organisatie, het aanvragen van een bankrekening, op bezoek gaan bij zijn zus en andere resocialisatieactiviteiten, zoals boodschappen doen, naar een kledingwinkel gaan of ergens een hapje eten. Voor deze activiteiten is een verlofduur van acht uur niet nodig.

Het feit dat klager minder vaak en korter verlof heeft genoten, is te wijten aan zijn eigen gedrag. Hoewel in de inrichting bij middelengebruik een zero tolerance-beleid wordt gehanteerd, is met klager vanwege zijn structurele drugsgebruik afgesproken dat hij bij urinecontroles afbouw laat zien (geen bijgebruik). Op deze manier wordt voorkomen dat zijn verlof telkens niet door kan gaan en zijn behandeltraject steeds stagneert. Het in het dossier gevoegde overzicht van urinecontroles vanaf mei 2021 laat zien dat bij klager geen sprake is van afbouw. Hij heeft van februari 2021 tot en met september 2021 21 keer positief gescoord bij een urinecontrole, vier keer een urinecontrole geweigerd, twintig keer lessen geweigerd en twintig keer te laat klaargestaan voor school (vooral Young in Prison-activiteiten in de vakantieperiode) en één keer een verplichte activiteit geweigerd. Ook is bij hem vier keer contrabande aangetroffen (rookwaar) en is drie keer sprake geweest van psychische of verbale agressie tegen het personeel. Vanwege deze incidenten is ingegrepen in klagers verloftraject.

Het is denkbaar dat klagers verlof op incidentele basis is verplaatst of in duur is ingekort vanwege personele problemen. Dit is echter niet structureel gebeurd, hoewel niet meer kan worden achterhaald welke verloven om deze reden geen doorgang hebben kunnen vinden. In het overgelegde perspectiefplan, de verlofplannen en de lijsten van positieve urinecontroles is te zien dat regelmatig sprake was van positieve scores. Dat is een reden om het verlof niet te laten doorgaan. Hoewel de verlofinvullingsplannen niet in klagers dossier worden opgeslagen en daarom niet beschikbaar zijn, beschrijven de overgelegde weekplanningen hoelang de geplande verloven zouden duren en op welke manier deze verloven zouden worden ingevuld.

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Klager heeft een klacht ingediend over het beperken van zijn planmatig begeleid verlof als bedoeld in artikel 65, eerste lid onder g van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wat, anders dan de directeur meent, wel vatbaar is voor beklag.

De beklagrechter heeft hierover, kort samengevat, het volgende overwogen. Ondanks dat klager positief scoort bij urinecontroles, wordt aan hem verlof verleend, mits de THC-waarde onder een bepaald niveau ligt. Aangezien in zijn perspectiefplan is opgenomen dat hij recht heeft op acht uur planmatig begeleid verlof, maakt hij hiervoor wekelijks een verlofplan. Het is echter aannemelijk geworden dat slechts drie uur verlof (tijdens de ‘overlaptijd’ van personeelsdiensten) is gehonoreerd. Ter zitting van de beklagrechter is gebleken dat klager sinds juli 2021 en gedurende acht weken nimmer acht uur per week begeleid verlof heeft gekregen vanwege personeelstekorten. Vanwege het grote belang van verlof voor jeugdigen, is hem een tegemoetkoming toegekend van €100,- (acht weken x €12,50).

In het door de directeur ingediende beroep is toegelicht dat altijd sprake is van een op de jeugdige toegesneden verloftraject en dat de duur van de verloven wordt afgestemd op de uitvoering van de verlofdoelen en verlofactiviteiten, zoals deze zijn geformuleerd in het verlofplan. Uit de overgelegde aanvullende stukken, waaronder klagers achtste perspectiefplan, het verlofplan van 4 mei 2021 en de negen weekplanningen in de periode van 19 mei 2021 (de start van zijn begeleide verloven) tot en met 29 augustus 2021, volgt dat wekelijks één begeleid planmatig verlof van (in ieder geval) drie, vier of acht uur was gepland.

In deze stukken, alsmede de overgelegde lijsten van de bij klager afgenomen urinecontroles, komt naar voren dat hij in deze periode worstelde met zijn drugsgebruik. Een van de verlofvoorwaarden betrof daarom dat klager bij de urinecontroles een THC-waarde onder de grens van 50 moest scoren om het verlof te laten plaatsvinden. Omdat hij zich niet aan deze voorwaarde hield, is een aantal, door de directeur niet nader gespecificeerde verloven ingetrokken. De in beroep overgelegde stukken laten echter ook zien dat personeelstekorten van invloed zijn geweest op klagers begeleide verloven, zij het dat de directeur geen uitsluitsel heeft gegeven over de vraag of de betreffende verloven naar een ander moment zijn verplaatst of – in klagers nadeel – in duur zijn beperkt dan wel geen doorgang hebben kunnen vinden. 

Ook aan de hand van de hierboven genoemde informatie kan – naar aanleiding van klagers stelling dat zijn verlof soms niet doorging of werd ingekort en de bevindingen van de beklagrechter hieromtrent – niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld hoe klagers verloftraject daadwerkelijk is verlopen, in de zin dat is aangeven welke verloven buiten klagers invloed en schuld niet zijn doorgegaan of in duur zijn beperkt. Ook het door klager geleden ongemak kan zodoende (in beroep) niet worden bepaald.

De beroepscommissie ziet tegen de achtergrond van het voorgaande geen aanleiding om anders te beslissen dan de beklagrechter die klagers klacht gegrond heeft verklaard en hem een tegemoetkoming van €100,- heeft toegekend. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 9 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven