Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2899/GM, 17 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2899/GM

betreft: [klager] datum: 17 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht te Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 oktober 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van de beroepscommissie van 31 januari 2008, gehouden in p.i. Rijnmond te Krimpen aan den IJssel.

Klager en zijn raadsman mr. P.G.M. Lodder hebben schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De inrichtingsarts van de p.i. Utrecht te Nieuwegein is evenmin ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, houdt in dat aan klager niet de juiste medicatie wordt verstrekt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Aan klager is Diazepam verstrekt in plaats van Oxazepam en dit middel heeft niet dezelfde uitwerking en verhoogt klagers glucosegehalte. Voorheen had klager een constant gehalte van 5-7. Klager wenst teruggezet te worden op de oude medicatie, waardoor
het glucosegehalte weer normale vormen zal aannemen. Klager vindt het diepbedroevend dat zo’n zaak zo’n lange tijd duurt. Alleen daarom al dient het beroep gegrond verklaard te worden.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 19 juni 2006 de inrichting binnengekomen en gebruikte toen tweemaal daags Oxazepam 50 mg en Temazepam 20 mg voor de nacht als benzodiazepinen. In gesprek met de inrichtingsarts is aangegeven dat bij een langer verblijf in detentie dit
soort
middelen volgens protocol wordt overgezet van kort werkende naar lang werkende benzodiazepinen. Oxazepam wordt vervangen door Diazepam, waardoor de craving naar benzodiazepinen vermindert. Daarnaast wordt in principe getracht af te bouwen zodat het
lichaam de afhankelijkheid van medicatie kwijtraakt. Hiervoor wordt in principe een periode van vier weken genomen. Op 11 juli 2007 is de omzetting gerealiseerd en gestart met de geleidelijke afbouw van Diazepam. Op 30 juli 2007 is klager verwezen naar
de psychiater in verband met spanningsklachten. De psychiater heeft hem dezelfde dag gezien. Op 10 augustus 2007 is de afbouw van Diazepam aangepast omdat in gesprek met klager bleek dat hij nog erg gespannen was. Klager gebruikt momenteel tweemaal
daags 10 mg Diazepam en 20 mg Temazepam voor het slapen gaan.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, is gebleken dat klager op 19 juni 2007 de inrichting is binnengekomen en tweemaal daags Oxazepam 50 mg gebruikte en ’s nachts Temazepam 20 mg. Klager is uitgelegd dat als personen langer in detentie
verblijven zij worden overgezet van kort werkende naar lang werkende benzodiazepinen en dat getracht wordt om af te bouwen om afhankelijkheid van medicatie te beëindigen. Klagers medicatie is vervolgens met ingang van 11 juli 2007 deels met zijn
instemming afgebouwd. Op 30 juli 2007 is klager gezien door de psychiater in verband met spanningsklachten. Vervolgens is de afbouw van de lang werkende benzodiazepine Diazepam aangepast en vervolgens heeft op 10 augustus 2007 nog een aanpassing van de
afbouw plaatsgevonden in verband met spanningsklachten.
Geen redenen werden gezien om de door klager gewenste medicatie anderszins te continueren. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat de afbouw van de aan klager verstrekte benzodiazepinen is geschied in overeenstemming met de handreiking
benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de Medisch Adviseur bij het ministerie van Justitie. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in
strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven