Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2986/GM, 17 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2986/GM

betreft: [klager] datum: 17 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 31 oktober 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Rijnmond te Krimpen aan den IJssel, is gehoord klager.

De inrichtingsarts van de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 10 oktober 2007, houdt in dat klager ten onrechte arbeidsgeschikt is verklaard en dat de medische zorg tekort schiet.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Hij kan zijn linker- en rechterarm moeilijk bewegen. Hij heeft last van zijn nek en een hernia. In verband met zijn lichamelijke klachten kan hij niet werken. De inrichtingsarts heeft daar niet naar gekeken. Klager is arbeidsgeschikt verklaard, terwijl
hij nooit onderzocht is. Hij is door twee inrichtingsartsen gezien. Klager is sinds 2004 gedetineerd en in andere inrichtingen verrichte hij schoonmaak- of schilderwerkzaamheden. In Zoetermeer moest hij vier uur lang zitten aan een tafel of staan. Hij
heeft gezegd dat hij niet kon werken maar volgens de medische dienst kon hij wel werken. Hij voelde zich als een stuk vuil behandeld. Klager is wel opgeroepen door de inrichtingsarts, maar niet onderzocht. Klager heeft aan de inrichtingsarts gevraagd
hoe hij kon bepalen dat hij kon werken terwijl hij niets van klager af weet. Fysiotherapie is gestopt. Hij heeft drie weken gewerkt. Hem is gezegd dat als hij zich ziek zou melden hij in de afzonderingscel geplaatst zou worden. Hem is rapport aangezegd
in verband met opruiend gedrag en omdat hij personeel tegen elkaar opgestookt zou hebben. Volgens het personeel handelt hij in hasj. Dat is onbeschoft. Hij zit al zeven maanden 24 uur per dag achter de deur. Hij is mishandeld door een bewaarder. De
inrichtingsarts wil klager graag helpen, maar dat kan hij niet doen. Klagers medische gegevens kan de inrichtingsarts zo opvragen bij klagers advocaat. Klager begrijpt niet dat dat de inrichtingsarts niet lukt.
Klager is voor het laatst onderzocht door een specialist in het Westeindeziekenhuis in 1997. Er was toen geen aanleiding om te opereren.

Het hoofd van de medische dienst heeft het volgende standpunt ingenomen. De inrichtingsarts heeft klager frequent onderzocht en de psychiater heeft gekeken naar eventuele psychiatrische stoornissen, die een belemmering voor arbeidsgeschiktheid zouden
kunnen vormen. Binnen detentie heeft het verrichten van werk een andere functie dan buiten in de vrije maatschappij. Binnen detentie geldt werken als een zinvolle dagbesteding en is werken minder gericht op presteren. Met deze gedachte is er door zowel
de inrichtingsarts als de psycholoog en de psychiater gekeken en overwogen of er een reden zou kunnen zijn om klager ongeschikt voor de arbeid te verklaren. De behandelaars hebben deze reden niet aanwezig geacht, met inachtneming dat het werkaanbod in
de locatie Zoetermeer deelname aan werk wel mogelijk maakt. Klager is geschikt bevonden voor de arbeid.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, is gebleken dat klager veelvuldig onderzocht is door de inrichtingsarts en onderzocht is door de psychiater en besproken is in het PMO. Uit de stukken is niet kunnen blijken dat klager ten onrechte
arbeidsgeschikt is bevonden of dat hem geboden medische zorg tekort zou schieten. Gelet op het hiervoor vermelde kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als onzorgvuldig en/of in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven